VEEHOUDERIJ
Aandacht voor de
zetmeelwaarde in het krachtvoeder
5168
ZIEN IS (VLUGGER) KENNEN
COÖPERATIEVE GRASDROGERIJEN
VERGADERDEN
Oe kwaliteit van het hooi
RINGENTING VARKENS TEGEN
MOND- EN KLAUWZEER
De melkbaarheidsverervine; van de stier
Amarillo Grethas A. K. A. 2, 56893 R. PS.
ZEEUWS LANO EN TUINBOUWBLAD
UET is geen nieuws als wij stellen, dat het met de ruwvoederpositie voor het
komende stalseizoen op vele bedrijven niet te best is gesteld. Vooral de kwa
liteit laat veelal te wensen over, soms bestaat er bovendien nog een tekort aan
eigen gewonnen ruwvoeder. De aankoop van krachtvoeders, al of niet in kombina-
tie met ruwvoeders, zal voor vele veehouders weer de nodige problemen met zich
mee brengen.
Met het oog op deze situatie leek het ons goed de veehouders er op te wijzen,
waarop bij de aankoop van krachtvoeders in het bijzonder moet worden gelet.
ZETMF.ELYVAARDF. MOEILIJK
TE CONTROLEREN
Bij de verkoop van krachtvoeder wordt meestal te
veel geschermd met het eiwitgehalte. Dit is begrijpe
lijk: het eiwitgehalte is zeer gemakkelijk op het labo
ratorium te bepalen. Geheel anders ligt het met de
zetmeelwaarde. Om deze te kunnen vaststellen moet
men de gehele procentuele samenstelling van het
mengvoeder kennen. In een aantal gevallen is deze
echter geheim.
De graanprijzen zijn de laatste tijd sterk gestegen.
Het prijsverschil tussen de granen en de graanafval-
len en andere bijprodukten (maisvoermeel, tarwegrie6,
melasse, pulp, rijstvoedermeel) is groter geworden.
De graanafvallen bevatten evenveel eiwit als de gra
nen, de zetmeelwaarde is echter aanzienlijk lager.
Als men in een moeilijke concurrentie-positie zit, is
de verleiding groot om iets op de zetmeelwaarde toe
te geven. De zetmeelwaarde is zeer moeilijk te con
troleren en een klein verschil in produktie der dieren
valt niet zo gauw op.
Door verlaging van de zetmeelwaarde van de
krachtvoeders A en B met 2 eenheden (bijv. 63 i.p.v.
65) daalt de 100 kg-prijs onder de huidige omstandig
heden met 50 cent. Door bepaalde wijzigingen in
de prijsverhoudingen kan dit bedrag nog groter wor
den. Hiermee is wel goed gedemonstreerd van welk
een onschatbare betekenis de openbare samenstelling
voor de boer is.
WELKE ZETMEELWAARDE OPTIMAAL
Bij het kiezen van de ZW van de krachtvoeders
mag men zich niet alleen laten leiden door de prijs
per 100 kg produkt. Een zeer belangrijke maatstaf is:
bij welke ZW krijgt de boer voor iedere gulden, die hij
uitgeeft, de meeste voederwaarde geleverd.
Met behulp van een bepaalde rekentechniek is bat
vrij eenvoudig uit te maken op welk niveau bij de
huidige prijsverhoudingen der grondsvoffen deze zgn.
optimale ZW ligt. Voor de rundveevoeders A en B
ligt deze thans op 6668. Dit is ook de reden dat de
C. L. O.-controle voor deze krachtvoeders een zetmeel
waarde van minimum 65 voorschrijft.
ZETMEELWAARDE DIKWIJLS TEKORT
Het is zeker niet alleen vanwege de slechtere ruw-
voerpositie in deze winter van belang om extra aan
dacht voor de zetmeelwaarde te vragen. Ook andere
jaren moet de zetmeelwaarde van onze A- en B-voe
ders die zeker wel 90 van alle krachtvoeders
voor melkvee uitmaken in het middelpunt van de
belangstelling staan en wel om de volgende redenen:
Ie. Naast de krachtvoeders A en B worden meestal
geen of zeer weinig zetmeelrijke produkten van
het eigen bedrijf, zoals granen, bieten en aard
appelen, gevoerd. Dit is wel het geval met de
voeders C, D en E. De krachtvoeders A en B zijn
daarom een belangrijke, dikwijls de voornaamste
ZW-bron in het totale winterrantsoen voor hoog-
produktieve melkkoeien.
2e. De voornaamste ruwvoeders in het winterrant
soen (hooi, kuil) hebben meestal een nauwe zet-
meelwaarde/eiwit-verhouding en hebben dus eer
der een tekort aan zetmeelwaarde dan aan eiwit.
3e. Een koe reageert veel sterker op een tekort aar.
zetmeelwaarde dan op een tekort aan eiwit.
Gedurende enige jaren is in het lesprogramma
van de Landbouwscholen ruimte geschapen voor
meer lessen in de praktijk. De leerlingen krijgen
hiermee „zichtbaar" onderricht. Dit geeft meer in
zicht en is gemakkelijker te begrijpen.
T
Bovenstaande foto toont een aantal leerlingen
van de Lagere Landbouwschool te Zierikzee tijdens
een praktische les in veebeoordeling.
De hoeveelheid eiwit in het rantsoen mag zonder
veel bezwaar 10 lager liggen dan de daarvoor ge
stelde norm. Het is daarentegen beslist ongewenst
om beneden de norm voor de zetmeelwaarde te gaan.
Een tekort aan zetmeelwaarde geeft o.a. een vermin
dering van de produktie en de konditie en bevordert
het optreden van slepende melkziekte.
SLEPENDE MELKZIEKTE
Vooral bij koeien, die pas afgekalfd hebben, wreekt
zich een zetmeelwaardetekort in het rantsoen. Deze
dieren zijn vatbaar voor slepende melkziekte. Deze
ziekte is meestal toe te schrijven aan een onvoldoen
de gift van gemakkelijk verteerbare koolhydraten di-
rekt na het afkalven.
In vele kuilen vooral de partijen die na begin
juni ingekuild zijn zullen dit jaar waarschijnlijk
hoge boterzuurgehaltes voorkomen. Ook boterzuur
bevordert het ontstaan van slepende melkziekte.
Juist deze winter moet daarom aan de zetmeel-
waarde-voorziening de grootst mogelijke aandacht
worden besteed. Het is nu meer dan ooit van belang
om een deugdelijke garantie voor de zetmeelwaarde
van uw krachtvoeders te vragen. De kwalificatie „ie
koeien vreten het goed en het is niet duur" is niet!
voldoende. De samenstelling heeft zijn nut nog nnt
verloren.
Een volgende keer iets over de vitamine A- en D-
voorziening van het rundvee in deze winter.
Ir. R. v. d. BERG,
Stichting C. L. O.-controle.
rJDENS de onlangs gehouden najaarsleden
vergadering van de Vereniging van Coöpe
ratieve Grasdrogerij in Nederland werd gewezen
op de uitzonderlijk slechte weersomstandigheden
van het afgelopen jaar, waardoor er iets minder
lucerne is gedroogd doch des te meer gras en
kunsthooi. Dit laatste is tevens mogelijk gemaakt
door een uitbreiding van droogkapaciteit, welke
uitbreiding nog telkenjare toeneemt. De boer
schakelt de drogerij steeds meer bij zijn bedrijfs
voering in, waardoor de grote arbeidstoppen ver
dwijnen, het weerrisiko wordt opgeheven en steeds
een goede kwaliteit eigen voer wordt gekonser-
veerd waarin gedurende de bewaring geen ver
liezen meer optreden. Grasdrogen is dan ook de
meest zekere en goedkoopste wijze van konserve-
ring. Teneinde echter een lage droogprijs te kun
nen handhaven bestaat de noodzaak om tot grote
produktie-éénheden te komen.
De direkteur, de heer R. J. v. d. Leij, wees op
de mééropbrengsten na overjarige lucerne, n.l.:
aardappelen: 2 ton per ha, suikerbieten: l'/a ton
per ha, graan: 200 kg per ha en de 150 a 200 kg
stikstof die dit vlinderbloemige gewas in de bo
dem brengt. Eveneens werd erop gewezen dat de
produkten zo homogeen mogelijk van kwaliteit
moeten zijn.
Uit het produktie-overzicht bleek dat all° V.C.
G.-drogerijen de afgelopen zomer in totaal ruim
77.000 ton gedroogd produkt hebben geproduceerd
tegenover ruim 74.000 ton in 1964.
I\E zetmeelwaarde van het hooi is vrij udr-
maal, maar door de lage gehalten aan
voedernorm ruw eiwit worden dit jaar soms
abnormale verhoudingen tussen zetmeelwaarde
en ruw eiwit gevonden. In normale jaren be
draagt deze verhouding meestal 6 a 7. Thans
zijn verhoudingen van 20 en soms zelfs van 30
gevonden.
Bij aankomst op het Laboratorium in Ooster
beek ruiken verreweg de meeste hooimonsters
muf en gronderig, terwijl schimmel geen zeld
zaam verschijnsel is. Niet alleen de voederwaar
de is hierdoor matig tot laag maar ook uit het
oogpunt van de gezondheid van mens en dier
is de schimmelvorming gevaarlijk. Door het
inademen van de schimmels of de sporen er
van, kunnen ontstekingshaarden in de bron-
chiën of longen ontstaan, de z.g. boerelong of
landbouwerslong die moeilijk te genezen ïs.
Door de stal schoon te houden, goed te ven
tileren en de koeien te scheren en regelmatig te
borstelen, kunt u de schimmelontwikkeling rem
men en de kans op schimmelinfektie zo klein
mogelijk maken.
Het ventilatiehooi heeft gemiddeld het laag
ste ruwe celstofgehalte, namelijk 298 gram per
kg droge stof; bij opperhooi is dit 307 en bij
baalhooi 319 gram per kg drogestof.
Daarentegen blijkt, dat zowel de voederwaar
de als de kwaliteit van de voorjaarskuilen dit
jaar zeer goed zijn. De zetmeelwaarde van de
kuilen is bijzonder hoog; het gehalte aan voe
dernorm ruw eiwit is goed, maar wel lager dan
vorig jaar. Dit houdt in, dat de eiwit/zetmeel-
waarde-verhouding vrij ruim is, wat gunstig
kan worden beschouwd. Ook de kwaliteit, dat
wil zeggen het slagingspercentage, van de kui
len is gemiddeld gunstig. Alleen de natte koude
handkuilen zonder toevoeging, maken hierop
een ongunstige uitzondering. De voederwaarde
bij deze kuilen is ook beduidend lager dan bij
de andere.
Volgens mededelingen van het Ministerie van
Landbouw en Visserij en het Landbouwschap zal
op korte termijn van overheidszyde medewerking
worden verleend aan de voorgenomen ringentin-
gen tegen mond- en klauwzeer bij varkens. De
hiervoor in aanmerking komende gebieden z.g.
ringen zullen worden vastgesteld door de direc
teur van de veeartsenijkundige dienst na over
leg met de secretaris van de Gezondheidscommis
sie voor dieren van het Landbouwschap en na
advies van de provinciale veterinaire autoriteiten.
De aan te wijzen gebieden zullen op grond van
bestrijdings-technische overwegingen worden ge
kozen uit de met mond- en klauwzeer besmette
streken van ons land.
De varkenshouders in deze gebieden zullen niet
verplicht worden aan deze enting deel te nemen.
Wel zal van overheidszijde een belangrijke tege
moetkoming in de kosten worden toegekend.
Als de varkenshouders van deze gelegenheid ge
bruik wensen te maken, dienen zij zich echter wel
te verplichten, het voorgeschreven entschema te
volgen. Dit houdt in op zijn minst een tweemalige
enting van al hun varkens, met een tussenruimte
van twee weken.
Hoewel over het resultaat van deze ringentin-
gen nog weinig valt te voorspellen, ligt het in de
verwachting, dat mede met behulp hiervan een
bijdrage zal worden geleverd in het tot staan ko
men van een uitbreiding van het aantal gevallen
van mond- en klauwzeer in het zuiden des lands.
AMAR1LLA GRETHA'S A.K.A. 2 is op 29 mei I960 geboren óp stal Velstra te Marssum (Fr en
is vanaf 23 december 1961 eigendom van de Coöp. Vereniging Centraal Stierenstation Zeeland te
Goes.
Vanaf die datum zijn tot op heden van deze stier 2700 inseminaties in Zeeland verricht.
In de periode van 15 maart tot 29 oktober 1965 is een onderzoek uitgevoerd omtrent de melkbaar
heid bij 31 eerste kalfsdochters. De uitslag van dit onderzoek was als volgt:
gecorrigeerde maximale melksnelheid per minuut: 2.21 kg
percentage melk in de voorkwartieren 43.4
hoeveelheid namelk 0.111 kg
Een vrij groot aantal dieren was bij het melken iets zenuwachtig. Door de Landelijke Commissi*
voor het Melkbaarheidsonderzoek wordt de volgende klasse-indeling gehanteerd:
bestzeer goed, goed, voldoende, bijna voldoende
Met een gecorrigeerde maximale melksnelheid van 2.21 kg/min. valt deze stier in de klasse VOL
DOENDE (2.15—2.30 kg/mn.).
Het percentage melk in de voorkwartieren is normaal, terwijl de hoeveelheid namelk als goed kan
worden beschouwd.
J. H. LANTINGA
Rijksveeteeltvoorlichtingsdienst.