Rechtsvorm van de landbouwonderneming 12 Landbouwschapsbrochure maart '72 door belangstellenden aan te vragen afd. Pers. en Voorlichting (tel. 070—656920). gIJ de vele bedrijven in het huidige economische leven is die tendens waar te nemen tot schaalver groting. Het toepassen van schaalvergroting is veelal de enige mogelijkheid de voortdurende kostenstijging het hoofd te bieden althans binnen redelijke perken te houden de toenemende concurrentie te weerstaan en een redelijke rentabiliteit te handhaven. De agrarische sector vormt op deze ontwikkeling geen uitzondering. Ook hier zullen de nieuwe mogelijkheden tot rationalisatie en mechanisatie moeten worden benut, wil althans het inkomen niet nog verder achterop raken met die buiten de landibouw. Bedrijfstakken die produkten voortbrengen waarvan de koopkrachtige vraag toeneemt bij vergroting van de welvaart, ondervinden weinig of geen structurele moei lijkheden bij veranderingen in de maatschappelijke ont wikkeling. Bedrijfstakken daarentegen die produkten voortbrengen waarvan de groei van de koopkrachtige vraag langzaam verloopt of zelfs een verzadigingspunt heeft bereikt, zoals bij vele sectoren in de land- en tuin bouw, ondervinden doorgaans grote structurele moeilijk heden bij deze veranderingen. Grotere eenheden zijn nodig om, via verdergaande ar beidsverdeling en specialisatie, kostenvoordelen te be halen. Door deze ontwikkeling krijgt het ondernemer schap echter een gecompliceerd karakter, terwijl ook de sociale problematiek meer aandacht zal vragen. De voortdurende vergroting van de agrarische ondernemin gen confronteert de leiding ervan dierhalve mét manage- ment-problemen. Het is moeilijk exact aan te geven hoe de Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven zich in de toekomst zullen ontwikkelen, gezien de verschillende wijzen waarop de produktiefactoren arbeid, grond, kapitaal en ondernemer schap kunnen worden gecombineerd. De structuur van de onderneming zal uiteenlopen van enerzijds „kleine" ondernemingen waar leidinggevende en uitvoerende arbeid, door de ondernemer en zijn zoon of één vreemde arbeidskracht tezamen verricht, in één hand zijn tot „industriële" landbouwondernemingen. QEZE ontwikkeling houdt in een steeds toenemende kapitaalbehoefte per man en per onderneming, waardoor vooral problemen ten aanzien van de continuï teit van het bedrijf, in het bijzonder bij bedrijfsovername en verwerving ontstaan. Deze problematiek was voor het dagelijks bestuur van het Landbouwschap aanleiding om op voorstel van de commissie Bedrijfsontwikkeling en Agrarische Voorlich ting een werkgroep in te stellen, met als taak te onder zoeken of de rechtsvormen, die voor de ondernemingen in de land- en tuinbouw worden gebruikt, nog voldoen aan de eisen van de tijd en zo dit niet het geval zou zijn na te gaan welke wensen met betrekking tot dit onderwerp bestaan. De werkgroep werd als volgt samengesteld: A. Jolink, voorzitter, directeur Administratie- en Ad viesbureau Coöperatieve Centrale Landbouwboekhou ding, Leeuwarden. J. H. de Wit, directeur Stichting Boek- houdbureau van de N.C.B., Tilburg en de heren ir. M. G. W. Hallmans, dr. G. Heida, mr. F. A. Sandkuyl, mr. N. M. Zijp en drs. J. J. Ensing, allen van het Landbouwschap. Spoedig nadat de werkgroep haar werkzaamheden had aangevangen, overleed geheel onverwachts de secretaris drs. J. J. Ensing. Hij werd opgevolgd door de heer imr. J. R. Postma. Aan de werkgroep werden alsnog toegevoegd de heer mr. M. G. de Vries, medewerker op het secretariaat van de Nationale Coöperatieve Raad, en de heer drs. K. Noordenbos van het secretariaat van het Landbouwschap. *^EGEN de achtergrond van de gesignaleerde tenden- zen tot schaalvergroting besteedt de werkgroep in de brochure uitvoerig aandacht aan de rechts- en on dernemingsvormen, welke in de Nederlandse land- en tuinbouw voorkomen, alsmede aan de wijze waarop zij in de belastingheffing worden betrokken. Een van deze rechtsvormen is de sedert kort in het voetspoor van an dere EEG-landen als afzonderlijke rechtsvorm wettelijk geregelde besloten vennootschap met beperkte aanspra kelijkheid (b.v.). Ook aan deze rechtsvorm, zoals zij voor komt in België, Frankrijk en Duitsland, alsmede aan de belastingheffing van deze buitenlandse vennootschappen, worden beschouwingen gewijd. In dit verband gaat de werkgroep ook in op de rechtsvorm, die in Frankrijk in 1962 speciaal voor de gemeenschappelijke exploitatie van een landbouwonderneming is geschapen, te weten de groupeiment agricole d'exploitation en commun (g.a.e.c.). De werkgroep komt tot de conclusie, dat de Neder landse wettelijke regelingen van de rechtsvormen vol doende mogelijkheden bieden voor de bestaande typen van onderneming in de land- en tuinbouw en tot ontwik keling van nieuwe typen. De werkgroep is dan ook van mening, dat terzake geen behoefte bestaat aan een nieu we rechtsvorm. Wel heeft de werkgroep enkele wensen met betrek king tot de fiscale behandeling van de b.v. Zij is voor stander van een systeem van belastingheffing, waarbij de rechtsvorm zonder betekenis is (bedrijfsbelasting). Aan de uitwerking van dit systeem is als voordeel ver bonden, dat de in het bedrijf gehouden winst volgens proportioneel tarief wordt belast. De kans, dat de be drijfsbelasting spoedig zal worden ingevoerd acht de werkgroep gering. Zij pleit derhalve voor een geredu ceerd tarief van vennootschapsbelasting voor de kleinere B.V.'s alsmede voor de invoering van de mogelijkheid van de kleine B.V.'s om te kiezen tussen heffing ven nootschapsbelasting en inkomstenbelasting. In een bij lage bij het rapport worden modelstatuten voor een landbouw B.V. gegeven. Zoals wij de vorige week toezegden willen we deze week nog nader ingaan op de juridische vorm die bij samenwerking van landbouwbedrijven van belang kunnen zijn en die uit fiscaal oogpunt het beste in aan merking komen. Een en ander zoals dit in het rapport „Samen Verder?" wordt uiteengezet en waarin tevens wordt getracht duidelijk te maken waarom een be paalde vorm wel of niet toepasbaar is. 1. DE MAATSCHAP Enkele belangrijke kenmerken zijn: die inbreng, het nastreven van een gemeenschappelijk voordeel, de verplichting tot samenwerking op voet van gelijk- héid, interne aansprakelijkheid voor een gelijk deel. De maatschap is geen rechtspersoon en bestaat dus niet tegenover derden. In de praktijk wordt de maat schap hoofdzakelijk gebruikt om de bedrijfsopvolging en -overname te regelen en om één of meer zoons nauwer bij de exploitatie te kunnen betrekken. Vol gens sommige terzake kundige juristen zijn derge lijke maatschappen, zuiver juridisch bezien, in feite v.o.f., omdat de maatschap tot exploitatie van het bedrijf veelal onder gemeenschappelijke naam, naar buiten toe optreedt. Vandaar ook dat de maatschap niet als juridische vorm van een groter samenwer kingsverband zal kunnen dienen. 2. DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA (V.O.F.) De belangrijkste kenmerken van de v.o.f. zijn: Een overeenkomst tussen twee of meer personen, die bepaalt dat men onder een gemeenschappe lijke naam en voor gezamenlijke rekening een bedrijf uitoefent. Elk van de vennoten is 'hoofdzakelijk aansprake lijk voor de schulden van de vennootschap, zo wel met het 'bedrijfs- als privévermogen. Iedere vennoot is bevoegd de vennootschap aan derden te verbinden, tenzij hiervan statuair is afgeweken en deze bepaling in het handelsregis ter is ingeschreven. Schriftelijke vastlegging van de overeenkomst is vereist (notariële vaststelling alleen bij over dracht van onroerende goederen en rechten). Inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken is vereist. Ten aanzien van de sociale verzekeringswetten wordt de firmant beschouwd als zelfstandige. Voortbestaan bij overlijden of uittreding: dan volgt wettelijke ontbinding, tenzij kontraktueel is bepaald, dat de overblijvende vennoten de v.o.f. kunnen voortzetten en de goederen kunnen overnemen, middels een verblijvensbeding of een overnemingsbeding. Onder een verblijvensbeding verstaat men dat het eigendom van het aandeel van de overleden vennoot zonder meer overgaat op de overblijven de vennoten. Medewerking van de erfgenamen is niet vereist en zij hebben alleen recht op een uitkering in geld, welke vaak in termijnen kan worden voldaan, om de liquiditeit niet in gevaar te brengen. Een overnemingsbeding wil zeggen dat in geval van uittreden of overlijden van één van de ven noten het recht hebben om het aandeel van de uittredende c.q. overledene tegen een van te vo ren bepaalde prijs over te nemen. De wens hier toe dient bij aangetekend schrijven en binnen een bepaalde tijd kenbaar te worden gemaakt. Juridisch is dan de kontinuïteit verzekerd. De feitelijke voortzetting kan echter nog veel pro blemen opleveren, wanneer door uittreden of overlijden grote bedragen moeten worden uitge keerd, tenzij verzekering hierin voorziet. Het lijkt daarom goed een compagnonsverzekering te overwegen. Deze verzekering is een levenslange overlijdensverzekering op de levens van de ven noten. Vooral op gevorderde leeftijd is de pre mie hiervoor echter hoog. Bij de oprichting van een v.o.f. in de praktijk zal men doorgaans vrij goed weten wat de capaciteiten en de karakters van de andere vennoten zijn. Bij ver erving weet men dit echter niet. Gelet op deze èn voorgaande punten moet men zich sterk beraden of de v.o.f. als rechtsvorm voor de kontinuïteit wel vol doende garantie geeft. 3. DE COMMANDITAIRE VENNOOTSCHAP (C.V.) Een hoofdkenmerk van de C.V. is wel, dat er sprake is van beherende en commanditaire of stille vennoten. De beherende vennoten zijn hoofdzakelijk voor het geheel aansprakelijk en de stille vennoten slechts voor het bedrag van inbreng. De stille vennoten lenen de beherende vennoten geld tegen een rentepercentage wat afhankelijk is van de winst. Een verschil met de gewone krediet gever is daarbij dat de stille vennoot mede-eigenaar is, met dien verstande dat hij zich met de leiding mag bemoeien op straffe van hoofdelijke aansprake lijkheid. In feite betekent de C.V. voor de stille ven noot een beleggingsobjekt. En samenwerkingsvorm zoals in dit rapport is beoogd lijkt hiervoor geenszins geschikt. 4. DE COÖPERATIEVE VERENIGING (COÖP. VER.) Van de coöperatieve vereniging mag men aanne men dat deze in landbouwkringen voldoende bekend is. Men derike slechts aan de vele coöperatieve aan- en ver koop verenigingen. De belangrijkste kenmer ken zijn wel de bevordering van de stoffelijke be langen van de leden en de vrije toe- en uittreding van de leden. Deze vrije toe- en uittreding van de leden maakt echter in beginsel de coöperatieve ver eniging ongeschikt als vorm voor een samenwerking van enkele bedrijven. Immers bij uittreden van een der leden kan dit de liquidatie van de gehele coöpera tieve vereniging tot gevolg hebben. Juridisch schij nen er nog wel enkele mogelijkheden te zijn om de vrije toe- en uittreding te beperken, maar de moei lijkheden waarop men dan kan stuiten zijn niet van geringe aard. En als er makkelijker mogelijkheden zijn zoals de N.V. en de v.o.f., zal men toch niet de moeilijkste moeten kiezen! 5. DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP (N.V.) De hoofdkenmerken van de N.V. zijn: De N.V. is een rechtspersoon, waarbij het maat schappelijk kapitaal is verdeeld in aandelen. De N.V. kan dus zelfstandig aan het maatschappe lijk verkeer deelnemen. De aandeelhouders zijn slechts aansprakelijk tot het bedrag van hun deelname in de N.V. Dit is dan pas van betekenis wanneer de aandeelhou der ook nog over privévermogen beschikt. Het is echter zeer wel denkbaar dat de kredietinstel lingen bij het geven van krediet aan de landbouw N.V. ter meerdere zekerheid het privévermogen van de aandeelhouders vragen. Oprichting moet plaatsvinden bij notariële akte. De Minister van Justitie moet de akte inzien en een verklaring van geen bezwaar hieraan ver^ binden. Evenals bij de v.o.f. is bij de N.V. inschrijving in het Handelsregister verplicht. De N.V. kent de volgende organen: De algemene vergadering, het bestuur en de kommissarissen. De oprichtingskosten zijn afhankelijk van het ge plaatste aandelenkapitaal. De direkteur/aandeelhouder is in feite werkne mer van de N.V. wat op het terrein van de so ciale voorzieningen onmiskenbare voordelen op kan leveren. Bij overlijden of uittreding wordt de N.V. voort gezet; er kunnen echter wel moeilijkheden uit voortkomen, wanneer de aandelen overgaan op de erfgenamen. Doordat de N.V. rechtspersoon is, kan zij zelfstan dig aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. Hierdoor is het voortbestaan van de V.N. niet afhan kelijk van de persoonlijke lotgevallen van de deel nemers, wat de kontinuiteit ten goede komt. Dit en de goede sociale voorzieningen van de direk teur/aandeelhouder van een N.V. vormen enkele sterke punten ten gunste van de N.V. De hoge oprichtingskosten en de hogere belastin gen, waarop in een volgend hoofdstuk wordt terug gekomen, zijn echter in het nadeel van de N.V. Wanneer een N.V. gevormd wordt, waarbij het pacht- recht wordt ingebracht, dan moet men riet meer van samenwerking, maar van fusie, spreken. Wanneer alleen, het gebruik van de grond wordt ingebracht is dit als vorm van samenwerking te zien: De N.V. is dan een exploitatiemaatschappij. (Zie verder pagina 19)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 12