Langs de meikweg -afsr-. (LXIV) Melkkoeltanks in snelle opmars Waarschuwing tegen uitbreiding legstapel J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes melktank met apparatuur voor het koelen van de melk op de boerderij heeft in korte tijd veel be kendheid gekregen. De doelmatige bruikbaarheid er van op de melkveebedrijven komt tot uiting in het reeds op ruime schaal toepassen van deze methode van tijdelijke melkbewaring. Met deze apparatuur wordt de melk gekoeld tot 4 graden C. Het koelen tot deze lage temperatuur wordt met de term „diepkoe- len" aangeduid. De melk, die op het moment van de winning een temperatuur heeft van rond 33 graden C, wordt door middel van een elektrisch aangedreven koelaggregaat snel afgekoeld en uiteindelijk op 4 igraden C ge bracht. Deze laatste temperatuur moet in elk geval binnen 3 uren tot stand komen. Een op deze tempe ratuur ingestelde thermostaat zorgt ervoor, dat deze temperatuur gehandhaafd blijft, doordat bij een stij ging ervan, het aggregaat automatisch wordt inge schakeld en na opnieuw bereiken van 4 graden C weer uitschakelt. BIJ dit systeem van koelen vindt nagenoeg geen vermeedering van bacteriën in de melk plaats. Het voegen van pas gewonnen, dus warme melk bij deze „koude" melk heeft geen nadelige invloed van betekenis, omdat geen bacteriegroei heeft plaats ge vonden. Bacteriologisch gezien geeft het geen pro bleem om de melk 3 dagen op de boerderij in een melktank met diepkoelapparatuur te bewaren, mits wordt voldaan aan de bewaartemperatuur van 4 gra den C. Het aantal aanwezige bacteriën (kiemen) wordt dus bepaald door de zuiverheid van de melk- winningsapparatuur en de melktank, alsmede de ma te van zindelijkheid bij het melken. De kwaliteit van het materiaal, o.a. de rubber delen spelen hierbij evenwel een belangrijke rol. De bacteriologische kwaliteit van de diepgekoelde melk wordt met het kiemgetal aangeduid. Dit kiem getal is een spiegel van de manier van werken bij de melkwinning. Voor het kiemgetal gelden momenteel in ons land de volgende kwaliteitsnormen: minder dan 100.000 kiemen p°r ml onvoldoende kiemgetal tussen 100.000 en 250.000 goed meer dan 250.000 kiemen per ml matig Zuivere melk zonder een afwijkende geur met een kiemgetal beneden de 100.000 wordt als 1ste klas ge waardeerd. IIET gebruik van een melkkoeltank heeft evenwel vele perspectieven. Deze zijn o.a. Een belangrijk betere beheersing van de melk- kwaliteit op de boerderij. Door deze betere kwaliteit van de melk zijn er betere mogelijkheden voor het bereiden van kwa- liteitsprodukten. Het is arbeidsverlichtend, doordat er geen ge sjouw meer is met melkbussen. Door het niet meer afhankelijk zijn van het da gelijks vaste tijdstip voor het afleveren van de melk zijn er mogelijkheden voor het toepassen van ruimere melktijdintervallen. Het op een vroeg tijdstip 's morgens klaar hebben staan van de melk aan de weg komt niet meer voor. Het geeft meer aanzien aan het melkveebedrijf. Met het plaatsen van de „dure" apparatuur neemt de aandacht voor de kwaliteit van de melk toe. In combinatie met een machine van het melklei- dingtype is de mechanisatie van de melkwinning rond te zetten. De melkkoeltank geeft mede een impuls voor mo dernisering van de melkveehouderij. gesloten atmosferische tank, inhoud 2.000 1, met auto matische reiniging. Het bevordert de toename van het aantal melk koeien per bedrijf. De klasse-indeling van de melkkwaliteit naar kiemgetal geeft een nauwkeurige informatie. Bij toename van dit getal kunnen tijdig maatregelen worden genomen. Doordat de melk eens per 2 of 3 dagen wordt op gehaald, dalen de kosten van het melktransport. En verder: Bij de zuivelfabriek wordt de melkontvangst sterk vereenvoudigd. Transportbanen, weegbascule en bussenspoelmachine zijn niet meer nodig. Het ophalen van de melk kan gespreid over de ge hele dag plaats vinden. Het is zelfs mogelijk, om dit gedurende het gehele etmaal uit te voeren. Door de melkontvangst op de fabriek te spreiden, worden daar de knelpunten weggenomen. In aansluiting op het voorgaande wordt de pro grammering voor de verwerking eenvoudiger. 'Diepgekoelde melk kan zonodig zonder bewerking doorgeleverd worden naar een centraal verwer kende zuivelfabriek. Melktransport met een Rijdende Melkontvangst (R.M.O.) is veel veiliger voor het verkeer dan het dagelijks bussentransport. Bovendien is het stop pen op de weg bij bussen laden hinderlijk voor het andere verkeer. Dit is vooral het geval, wanneer dit gebeurt met een trekker en wagen. Het melkvervoer met een R.M.O. geeft minder problemen. Moeilijkheden met het aantrekken van vervoerders komen te vervallen. Het laden van bussen is immers een zware belasting. Dit is voor al het geval bij het bussen laden op grote melk veebedrijven. Bij volledig overschakelen van bussen naar melk koeltanks is er op het transport van boerderij naar fabriek, asmede op de melkontvangst en de ver werking rond 1 cent per kg melk te besparen. De kosten voor de bussen, die rond 0,1 cent per kg melk bedragen, komen te vervallen, alsmede de eventuele kosten voor het koelen met water. De laatste kosten zijn voor roterende koelers of koelringen voor leidingwater 0,2 cent per kg en met ijswaterkoeling 0,5 cent per kg melk. DE ANDERE ZIJDE VAN DE MEDAILLE Voor het plaatsen van een melktank en koelaggre gaat is een doelmatige melkkamer nodig. In feite is dit evenwel ook bij het gebruik van bussen ge wenst. Met het plaatsen van een melktank wordt een stukje van de zuivelfabriek naar de boerderij ge bracht. Daarvoor is een belangrijke investering nodig. De melkveehouder moet veelzijdiger zijn ingesteld en er is ook op het terrein van de melkwinning meer kennis en inzicht nodig. De melkveehouder heeft langer de zorg voor de melk (2 a 3 dagen). Een service abonnement of een periodieke contro lebeurt van de apparatuur is onmisbaar. De R.M.O.-chauffeur moet een goed inzicht heb ben in de werking van de apparatuur, begrip heb ben voor hygiëne en nauwkeurig de nodige han delingen uitvoeren. Een deskundige, zindelijke melkwinning blijft ook bij het diepkoelen nodig. De kosten van de melktank op de boerderij be dragen al naar de omvang van de melkveestapel en de omstandigheden van het bedrijf 1 a 2 cent per kg melk. Incidenteel zijn in de jaren 19591965 op enkele bedrijven melkkoeltanks in gebruik genomen. Pas na dien kwam er een toenemende belangstelling. Dit kwam voornamelijk, doordat de zuivelindustrie deze ontwikkeling ging ondersteunen. In het begin van 1989 waren er in ons land 1200 bedrijven met een melkkoeltank. Dit aantal bedroeg in het begin van dit jaar 5700 stuks. Inmiddels is het getal van 6.000 al gepasseerd. De toename is sterk progressief. Vooral de sociale aspecten maken de melkkoeltank op de boerderij aantrekkelijk. ALLES WISSELT, DOCH EEN VOLK DAT LEEFT, BOUWT AAN DE TOEKOMST! JAARVERSLAG 1971 SAMEICO LEGPLUIMVEEHOUDERS ONTVINGEN MEER ZWAARDER ACCENT OP BINNENLAND Aan het jaarverslag van de SAMEICO over 1971 ont lenen wij dat in 1971 aan de legpluimveehouders een gemiddelde kg-prijs uitbetaald kon worden van 1,84 per kg, incl. B.T.W. vergeleken met 1,47 per kg in 1970. Het betekent een stijging van ƒ0,37 per kg of ruim 2% cent per ei. Met 287 miljoen stuks bleef de aanvoer ongeveer 15 bij vorig jaar ten achter. De binnenlandse afzet steeg van 187 tot 193 miljoen stuks, wat betekent dat ongeveer 70 van de aanvoer in het binnenland werd afgezet. Aan de eierintegratie nemen in 1971 deel 257 bedrijven, met in totaal ca. 1.320.000 hennen. Vergeleken met vorig jaar betekent dat enige terug gang in het aantal bedrijven. Een aantal meest kleine re bedrijven was genoodzaakt, in overleg met de ove rige partners de overeenkomst voortijdig te beëindigen. Geconstateerd wordt dat de structuur van de legpluim- veehoüderij zich blijkbaar voortzet in de richting van nog grotere eenheden. In het le halfjaar moesten door de lage opbrengstprij- zen van eieren nog bedragen worden bijbetaald in het kader van de integratie-afspraken. In het verdere verloop van 1971 konden niet onbelangrijke bedragen worden ingehouden, omdat de prijzen toen in bepaalde weken zelfs aanzienlijk boven de gegarandeerde minimum prijzen lagen. Van de totale aanvoer bij Sameioo van ruim 287 mil joen eieren was 87,7 afkomstig van pluimveehouders waarmee een overeenkomst eierintegratie was gesloten. INTEGRATIE IN DISCUSSIE IJE Sameico stemt in met een opvatting waarin ge steld wordt dat contracteren niet de oplossing is van alle kwalen, maar dat onder die gegeven omstandig heden de integrale contractproduktie echter de meest aanvaardbare noodoplossing is! Een eier-integratie maakt het inkomen niet hoger, maar wel regelmatiger. De markt blijft van doorslaggevende betekenis! Met instemming werd geciteerd wat Prof. dr. ir. M. T. G. Meulenberg in Friesland stelde namelijk: 1) dat de coöperatie in staat moet zijn om met haar produktiebeleid de marktontwikkelingen te volgen; 2) dat de coöperatie in haar produktiebeleid dus niet afhankelijk mag zijn van leden die naar eigen inzicht grondstof produceren en aanbieden. In beginsel moet de coöperatie bij machte zijn om de produktie van haar leden naar kwaliteit en naar hoeveelheid te be palen. Hoe de coöperatie deze mogelijkheid benut, zal mede afhangen van de marktpositie van het betreffende produkt. Het Sameico-bestuur blijft de mening toegedaan dat de Sameico-regel een waardevol hulpmiddel is om de beste oplossing te vinden in de problematiek van pro duktie en afzet. Het mag niet uitgesloten worden geacht dat de regeling nog verder zal worden uitgebouwd, naar een meer volledige integratie, waarbij dan ook de voor liggende schakels bij het samenspel worden betrokken. ■De hoogste basisprijs incl. B.T.W. van 2,53 werd be taald in de week van 6 tot 11 december, de laagste van 0,95 in de week van 17 tot 22 mei. De rekenkundig ge middelde Sameico-basisprijs was 1,62, vergeleken met 1,26 in 1970. Met ingang van het nieuwe boekjaar is de kwaliteits toeslag voor bruine eieren verhoogd van 2,50 naar 3,00 per volle boxkist, excl. B.T.W. terwijl de kwali teitstoeslag voor witte eieren nog slechts als een aflo pende regeling wordt gehanteerd. Per ultimo 1971 was van de week-aanvoer ca. 69 bruinschalig. Met de nieu we toeslagregeling is het verschil tussen witte en bruine eieren gebracht op ca. 14 cent per kg. Men hoopt dat per ultimo 1972 het aandeel bruinschaüge eieren in de aan voer rond de 90 zal liggen. GEEN UITBREIDING Men acht het gewenst een verdere uitbreiding van de legstapel te voorkomen. In een eiermarkt die balanceert om het punt waarbij vraag en aanbod in evenwicht zijn, brengen kleine verschuivingen, zowel aan de vraagkant als aan de zijde van het aanbod, veelal grote prijsgevol- gen met zich. Zij die profiteren van de betrekkelijke hoge prijzen o.a. op markten en veilingen, hebben, aldus de opvatting van de Sameico, wat weinig oog voor de omstandigheid dat zij die prijs te danken hebben aan de worsteling van anderen om zoveel mogelijk eieren ge sorteerd te verkopen in binnen- en buitenland! v. d. W.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 15