P KAMPEREN OP DE BOERDERIJ ii 3 GEMEENTERAAD BESLIST ADVIES PROVINCIAAL BESTUUR VAN ZEELAND Het Provinciaal Bestuur van Zeeland heeft onlangs be sloten, in afwachting van een landelijke regeling, de gemeentebesturen in Zeeland te adviseren tot een uniform beleid te komen ten aanzien van het individueel kamperen in Zeeland. Wij nemen dit aan de gemeentebesturen van Zeeland gerichte schrijven volledig over, zodat een ieder daarvan kan kennisnemen. Het woord is nu aan de ge meenteraden om een en ander binnen deze richtlijnen te realiseren! Provinciaal Bestuur van Zeeland 4e afdeling bur. recreatie no. 325/131/72/226. onderwerp: individueel kamperen. Aan: heren Burgemeester en Wethouders der gemeenten in ZEELAND Middelburg, 5 mei 1972. TATIi achten het gewenst, dat in Zeeland ten aan zien van het individueel kamperen een gecoör dineerd beleid wordt gevoerd. Evenals de Provinciale raad voor de recreatie in Zeeland zijn wij van me ning, dat deze vorm van kamperen in onze provincie kan worden mogelijk gemaakt. De volgende overwe gingen leiden tot deze conclusie: Er is in Nederland een duidelijke vraag naar mo gelijkheden tot individueel kamperen. De belang stelling gaat vooral naar agrarische bedrijven uit. Een aantal Zeeuwse landbouwers wil gelegenheid bieden tot individueel kamperen. Wanneer bepaalde hierna aan de orde te stel len regelen in acht worden genomen, zullen zich geen problemen van landschappelijke en mi lieu-hygiënische aard voordoen. De exploitatie-uitkomsten van de Zeeuwse kam- peerbedrijven zullen niet worden beïnvloed, in dien de individuele kampeermogelijkheden beperkt blijven. J-JET individueel kamperen moet binnen het raam van het kampeerbeleid in zijn algemeenheid worden bezien. Het verspreid plaatsen van tenten, caravans en zomerhuisjes is namelijk in veel geval len de aanzet geweest tot het ontstaan van klande- stiene kampeerbedrijven. Ofschoon wij mogelijkheden tot individueel kamperen in Zeeland aanwezig achten, wil dit niet zeggen, dat deze kampeervorm zonder meer kan worden vrijgegeven. Integendeel, het beleid zal met grote voorzichtigheid moeten worden gevoerd. Regeling door middel van een vergunningsstelsel ach ten wij de aangewezen weg. Met het oog op de land schapsbescherming en de milieu-hygiëne zal het in dividueel kamperen zich bovendien tot enkele cara vans of tenten per boerderij of buitenplaats moeten beperken. Ook in verband met de economische be langen van de exploitanten van kampeerbedrijven achten wij deze beperking nodig. Zoals u ongetwijfeld uit persberichten hebt verno men, heeft de Provinciale raad voor de recreatie de totstandkoming van een provinciale raamverordening op het kamperen geadviseerd, terwijl nadi-en de Ne derlandse Kampeerraad een rapport over een lande lijke kampeerregeling (algemene kampeerwet) aan de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschap- 4 pelijk werk heeft voorgelegd. De provinciale besturen zullen zich gezamenlijk buigen over het voorstel van de Nederlandse Kampeerraad. Wij willen de resultaten van dit beraad niet afwach ten ien verzoeken u daarom er aan mede te werken, dat dit jaar in Zeeland ten aanzien van het individueel kamperen een uniform beleid wordt gevoerd. Met het oog hierop doen wij de volgende sugesties: 1. De gemeenteraad bepaalt of individueel kampe ren al dan niet kan worden toegestaan. 2. In het bevestigende geval verklaart een raads- verordening (aanvulling kampeerverordening dan wel algemene politieverordening) burgemeester en wethouders bevoegd vergunning te verlenen tot het plaatsen van ten hoogste drie caravans of tenten op erven bij boerderijen en buitenplaatsen. Wat betreft de omvang van het per caravan of tent beschikbaar te stellen perceel grond, advise ren wij de normen aan te houden, die van toepas sing zijn voor „normale" kampeerterreinen. De 5 grootte en de omvang van de toe te laten cara vans of tenten kunnen van geval tot geval wor den békeken (afhankelijk van erfoppervlakte en kwaliteit van de erfbeplanting). 3. Burgemeester en wethouders kunnen bevoegd1 worden verklaard bij wijze van uitzondering toe stemming te geven tot het plaatsen van een gro ter aantal caravans of tenten. Een maximum van 5 verblijfeenheden is noodzakelijk, teneinde te voorkomen, dat er een commercieel kampeerter rein ontstaat, waarvoor te allen tijde een plano logische bestemming vereist is. Deze bevoegd heid moet alleen mogelijk zijn voor individueel kamperen in landschappelijk minder kwetsbare mufi gebieden en bij boerderijen of buitenplaatsen met een groot erf en een goede erfbeplanting. Boven dien zullen er geen bezwaren uit een oogpunt van milieubeheer moeten zijn. Voor deze bijzondere gevallen zouden wij het op prijs stellen indien het verstrekken van een vergunning afhankelijk wordt gesteld van een instemmingsbesluit van ons college. De erfbeplanting vormt een bijzonder belangrijk aspect. De ontwikkelingen op het gebied van het individueel kamperen mogen beslist niet tot ge volg hebben, dat het Zeeuwse landschapsschoon wordt aangetast. Om het individueel kamperen op erven bij boerderijen en buitenplaatsen toe laatbaar te maken dient onder een goede erfbe planting te worden verstaan een begroeiing met bomen en struiken van een dusdanige hoogte en dichtheid, dat van een duidelijk beplantings-ele- ment in het omringende landschap sprake is. Deze erfbeplanting behoeft dus niet een gesloten haag te vormen, die tenten en/of caravans aan het gezicht onttrekt, doch moet wel van een dusda nige kwaliteit zijn, dat ontsiering van het kwets bare landschap door tenten of caravans tot een minimum beperkt blijft. Bij de beoordeling van de landschappelijkke kwaliteit van een erfbeplan ting zou eventueel het advies van het Staatsbos beheer kunnen worden gevraagd. Het spreekt vanzelf, dat de kampeerders bij een boerderij of buitenplaats over voldoende en goede sanitaire voorzieningen moeten beschikken. Van geval tot geval zal moeten worden nagegaan, of met de aanwezige voorzieningen kan worden vol staan. Het beloid ten aanzien van het individueel kam peren zal eveneens aandacht moeten schenken aan het veiligheidsaspect (o.a. ir^ verband met het gebruik van trekkers en andere landbouw werktuigen). Bij de situering van de caravans of tenten zal hiermede rekening moeten worden ge houden. (Zie verder volgende pagina.) gevens zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indexcijfers op basis 1964 is 100; van Cijfers spreken een exakte taal en in enkele getal len kan een bepaald verloop of een bepaalde situatie worden weergegeven. Het prijsverloop van verschil lende zaken komt tot uiting in indexcijfers. Dit zijn vergelijkingscijfers. Deze geven niet de werkelijke hoogte aan, maar hoe de prijs in een bepaalde periode zich verhoudt tot de prijs in een andere periode. Zo worden indexcijfers gepubliceerd van groothandels- prijzen, gezinsconsumptie, akkerbouwprodukten, vee- houderijprodukten en lonen. Wij hebben de indexcijfers zoals deze worden ge publiceerd in het economisch kwartaalbericht dat om de 3 maanden door de Amrobank wordt uitgegeven eens herrekend op één basisjaar, te weten 1964, en kwamen dan tot het volgende overzicht. De basis ge- <D 1964 s 3 1 1 N 01 O 100 e 0 100 0 Groothandels- oprijzen •£3 <u 3 a 100 c a 100 1965 104 110 103 109 104 1966 110 122 109 116 105 1967 114 130 109 109 105 1968 118 139 109 99 107 1969 127 152 110 117 114 1970 132 169 117 127 112 1971 142 189 117 116 116 is, en dat het gehele scala van produkten zo goed mo gelijk is vertegenwoordigd. Dan valt de conclusie dat de ontwikkeling van de prijzen van akkerbouw- en veehouderijprodukten ge lijkmatig verloopt met de gemiddelde ontwikkeling in andere bedrijfstakken. De conclusie dat het bedrijfsleven in zijn geheel in de vuurproef zit, valt te maken uit de vergelijking met de indexcijfers voor lonen en gezinsconsumptie! De cijfers in die categorieën stegen belangrijk meer. De lonen tot 189, is gemiddeld 13 punten (afgerond) per jaar, de gezinsconsumptie tot 142, is gemiddeld 6 punten per jaar. De gemiddelde stijging in de groot handel, akkerbouw en veehouderij was ruim 2 pun ten per jaar. h1 TfEN van de meest opvallende zaken is dat het in- J dexcijfer van akkerbouw- en van veehouderij produkten over 1971, op hetzelfde basisjaar berekend, n.l. op 1964, in 1971 precies gelijk is, n.l. 116! Verder dat er praktisch geen verschil te constateren valt met de ontwikkeling van het indexcijfer van de groothan- de'üsprijzen en de akkerbouw- en veehouderijproduk ten. Het verschil bedraagt toch-maar één punt, resp. 117 en 116. Het is ons niet precies bekend van welke categorie- en goederen de prijzen dienen voor het bepalen van de indexcijfers van de groothandelsprijzen, maar wij menen te mogen aannemen dat het een brede basis fET is duidelijk dat de gezinsconsumptie is be- invloed door beide categorieën, loontrekkenden en ondernemers. De positie van de ondernemer is ab soluut, maar vooral relatief sterk aangetast! Steeg de de consumptie gemiddeld 6 punten, de ondernemer bleef wat zijn prijzen betreft op 2 punten steken, ter wijl hij wel werd geconfronteerd met de sterke kosten stijging, vooral door de hogere loonkosten, waarin hij zijn aandeel heeft te betalen. Zijn totale inkomenspo sitie is dus nog slechter geworden. Het staatjè geeft slechts een eenvoudig overzicht en kan niet de basis zijn voor een wetenschappelijke be nadering. Het geeft wel in eenvoudige vorm een beeld van een toestand van de ondernemer die dringend verandering behoeft! Wij hopen dat 1972 die zo dringend noodzakelijke verandering zal brengen of tenminste de eerste stap op de weg naar verbetering zal worden gezet!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 3