W Organisatie bij oogst van aardappelen KORTE WENKEN 5 C. A. R. Barendrecht J. C. M. RÖMME Nu alle aardappelen praktisch zijn gepoot, wordt er zo hier en daar reeds druk gesproken over de oogst. Met de oogst bedoelen we dan: het rooien, transport en de verdere verwerking tot in de be waarplaats. De vermindering van het aantal arbeidskrachten, de ge wijzigde oppervlakte, de noodzake lijke vervanging van werktuigen en machines, alsmede de steeds stij gende kosten, zijn een aantal facto ren die een aanpassing vragen in de bedrijfsorganisatie. Door de veran derde situatie, kan het in bepaalde gevallen beter zijn om de oogst te laten verrichten door de goed ge outilleerde loonwerkbedrijven of om te zoeken naar een samenwer king met bedrijven onderling, dan zelf investeringen te doen waarbij de huidige machinecapaciteiten on voldoende kunnen worden benut. Met deze achtergrond willen we in dit artikel wat aandacht besteden aan enkele punten met betrekking tot de arbeidsorganisatie bij de oogst van aardappelen. JANNEER we de oogst van aardappelen gaan ver- gelijken met die van graan en suikerbieten, dan kunnen we constateren dat er arbeidsorganisatorisch geen grote verschillen aanwezig zijn. Natuurlijk is het zó, dat vergeleken met graan, een grotere hoe veelheid produkt moet worden verplaatst. Ook de be handeling van het produkt vraagt verschillende eisen. Welke organisatie men ook kiest, de kwaliteit van het werk mag nooit uit het oog worden verloren. De or ganisatie wordt in sterke mate bepaald door het soort- en type rooimachine dat men kiest. De keuze van de machine wordt onder andere bepaald door het aantal personen, trekkers en wagens dat beschikbaar is. Verder door de lengte van de oogstperiode. Vooral op kleigronden en op bedrijven met uitsluitend con sumptie-aardappelen zijn er slechts een beperkt aan tal dagen geschikt en beschikbaar voor de oogst. Glo baal kan men stellen dat dit aantal ligt tussen de 10 en 14 dagen per jaar. Nu is de seizoencapaciteit niet alleen maar afhan kelijk van het aantal uren dat men per dag kan en wil werken. De keuze wordt o.m. ook nog bepaald door de perceelsafmetingen en de ontsluiting van de percelen. Bij de machines met voorraadbak kunnen we ons direct afvragen of we in verband met de per ceelslengte en de inhoud van de verzamelbak, deze machines optimaal kunnen gebruiken. Naast de kwa liteit en de prijs van de machine, speelt ook nog het beschikbare transportmateriaal, voor wat betreft wa- geninhoud en capaciteiten van transporteurs en bo xen vuiler, een belangrijke rol. Drie groepen In grote lijnen kunnen we het aantal rooimachines indelen in drie groepen nï één-, twee- en vierrijige aardappelrooiers. Van deze laatste categorie zijn er in ons land slechts enkele in gebruik. Inmiddels zijn er ook drier ij ige machines op de markt verschenen. De eerste twee groepen zijn weer onder te verdelen in machines met dwarsafvoer en met vooraadbak. Bij machines met een voorraadbak, vraagt het wis selen van de wagens op de wendakkers telkens enige tijd extra, evenals het lossen van de verzamelbak op de stilstaande wagen. Hierdoor ligt de capaciteit van deze machines iets lager dan van rooiers op naast- rijdende wagens. Her staat tegenover dat men veelal kan volstaan met een persoon en een trekker minder. Een machine met voorraadbak is vooral aantrekkelijk, indien de inhoud van de verzamelbak voldoende is voor het rooien van één omgang. In deze situatie kan men vaak met twee wagens volstaan. De grote capaciteit van de tweerijige rooiers stelt hoge eisen aan de organisatie en het materiaal voor transport. De tijd voor het vullen van een wagen is meestal korter dan de tijd voor transport, lossen en bijkomend werk in de bewaarplaats. Het gevolg is dat men direct meer wagens in moet zetten. Dit be tekent tevens meer trekkers en personen. De vierrijige rooimachine is zelfrijdend. Het sys teem van rooien en reinigen en afvoer op de naast- rijdende wagen is vrijwel niet gewijzigd. De machine vraagt een vry grote investering. Hier staat tegen over een zeer grote capaciteit. Nog meer dan voor de eerder genoemde machines geldt hier dat de omstan digheden zoals perceelsafmetingen, toegang tot de percelen, situering van de opslagplaatsen en trans portmateriaal optimaal moeten zijn om de machine zo goed mogelijk te kunnen benutten. Enkele cijfers Om een indruk te geven over de capaciteit van de diverse oogstmachines volgen hier enkele cijfers. De ze gegevens hebben betrekking op het netto-perceel en de zuivere rooitijd. Dit wil zeggen dat het rooien van hoeken en kanten en ook de wendakkers als mede de aan- en aflooptijden en storingen buiten be schouwing zijn gebleven. Gaan we bovendien uit van 2 werkbare dagen, waarop 10 uren kan worden ge werkt, dan zien we tevens wat de seizoencapaciteit is van de machines. Machine Capaciteit in are/uur Aantal ha/jaar Eénrijige met naastrijdende wagen 1520 1824 Idem met voorraadbak 1318 1622 Tweerijige met naastrijdende wagen 2833 3440 Idem met voorraadbak 2530 3036 Vierrijig 70-100 84- 120 Oogst-transport-opslagsysteem Ook voor aardappelen geldt dat het rooien, het transport en de opslag als één systeem moet worden gezien. Goed bij elkaar passend materiaal maakt het mogelijk dat met een minimale personeelsbezetting kan worden gewerkt. De laatste tijd komen de grotere wagens steeds meer in de belangstelling. Door vergroting van het wagen volume kunnen arbeidskrachten worden uitge spaard. Het aantal personen dat nodig is wordt vooral be paald door de rooicapaciteit, het aantal wagens, de capaciteit bij het lossen en de omstandigheden rond en in de 'bewaarplaats. Het aantal wagens, dus ook het aantal personen, is minimaal bij een kleine rooicapaciteit, een geringe transportafstand en een groot wagenvolume en een hoge loscapaciteit. Rooimachines met een grote capa citeit, wagens met een geringe inhoud, een grote transportafstand en een kleine loscapaciteit vragen een groot aantal wagens. De conclusie die men hieruit zou kunnen trekken is, dat het in alle gevallen aantrekkelijk is om grote wagens te gebruiken en losinstallaties met een grote capaciteit. De functie van de losinstallatie (doseerbak, trans porteurs en boxenvullers) is drieledig, n.l.: 1. De apparatuur moet het technisch mogelijk ma ken om grotere wagens te gebruiken; 2. De capaciteit moet zodanig zijn dat er geen Wachttijden optreden voor de roomachine; 3. De te gebruiken apparatuur moet de capaciteit van de wagens kunnen vervangen. Wachttijden bij het veldwerk zijn te voorkomen door een grote doseerbak te gebruiken of door ver groting van het wagenvolume. In het algemeen is dit laatste de meest goedkope oplossing, daar grovere wagens voor andere doeleinden kunnen worden ge bruikt. C. A. R. - ZEVENBERGEN WANNEER DE WINTERTARWE wat aan de lichte kant gebleven is, kunt U voor het in de aar komen nog met sukses een overbemesting geven met stikstof. Het gevaar dat nog een flinke bladontwikkeling wordt ge vormd is dan voorbij. Kalksalpeter is voor dit doel het beste en wel tegen 200 kg per ha. VAN ACHTER DE GRENS komt de vijandzeker geldt dit ook voor kweek. Dit onkruidgras dringt van uit de kanten het perceel in. Spuit daarom langs de kanten een smalle strook gras met Dalapon. Een goede afscherming van de spuitdop met een beschermkapje is nodig om geen schade te doen aan het gewas. Houd dus Uw vijand chemisch achter de grens. LAATGEZAAIDE BIETEN hebben een kortere groeitijd, geven een mindere bladontwikkeling en daardoor een lagere opbrengst. Wanneer normaal 70.000 planten per ha nodig zijn voor een goede op brengst, dan is dit zeker het geval voor laat gezaaide bieten. Zorg daarom dat U bij late zaai minstens 70.000 planten per ha overhoudt. OP ZANDGRONDEN worden nog heel wat bieten te laat opeen gehakt. Dit vraagt extra werk omdat de afzonderlijke planten moeilijk zichtbaar zijn. Ook wor den de bieten dan meer beschadigd wat de opbrengst nadelig beïnvloedt. Zorg ervoor dat bij een gezond ge was de bietenplantjes opeen staan als ze 4 echte blaad jes hebben. OVERWAAIEN VAN GROEISTOFFEN op aangren zende percelen moet U steeds trachten te voorkomen en zeker wanneer dat b.v. bieten of vlas betreft. Wees vooral voorzichtig met de gewassen van Uw buurman, want bij schade hebt U daar allerlei narigheid van. VEEHOUDERIJ BENT U VAN PLAN te gaan investeren in werk tuigen? Bekijk dan eerst grondig of U niet goedkoper uit bent met samenwerking of de loonwerker. Elke grote investering houdt U voor jaren gebonden aan de gekozen koers in het bedrijf. Verkeerde investeringen kunnen grote verliezen opleveren. MET EEN BEREGENINGSINSTALLATIE moet U tijdig beginnen met water geven en dan per keer min- ENGELSE AARDAPPELEN DEUGEN NIET Veel te veel aardappelen die aan de Britse huis vrouw worden verkocht zien er onsmakelijk uit, zijn gekneusd, beschadigd, misvormd of groen, zijn moei lijk te bereiden, van geringe koökkwaliteit, smakelijk of domweg oneetbaar. Dit staat in een rapport dat het Britse ministerie van landbouw dezer dagen heeft ge publiceerd. Het is een rapport over klachten die de Consumers Committee of Britian, een overheidsinstan tie die zich met consumentenbelangen bezighoudt, over de aangeboden aardappelen heeft ontvangen. De commissie is van mening dat de serviceverlening aan de Britse consument alles te wensen overlaat. „Er zijn aanwijzingen die het bestaan van de Potato Marketing Board (de Britse overheidsinstantie die de afzetvan aardappelen regeltin zijn huidige vorm voor deze klachten gedeeltelijk verantwoordelijk is", aldus het rapport. De commissie beveelt aan de verkoop van aardappelen geheel te herzien. Als dat niet mogelijk is moet de Potato Marketing Board grotere aandacht schenken aan maatregelen ter bevordering van de kvialiteit van de Engelse aardappelen. stens 20 mm. Voor een vlotte grasgroei is een vochtige grondlaag van 20 cm noodzakelijk. Bij te kleine water giften wordt de beworteling op den duur oppervlak kig, waardoor het vee de zode lostrekt en nog eerder verdroging optreedt. BIJ INSCHAREN IN TE LANG GRAS komen ver- trappingsverliezen tot 30 procent voor. Door de min dere kwaliteit gras daalt de melkgift vrij snel. Ook de zode heeft veel te lijden. Te krap gras is niet aan te bevelen maar te lang gras is minstens zo schadelijk. DE DUITSE STEUN VAN POOTAARDAPPELTELERf De export van Nederlandse pootaardapelen naar de Bondsrepubliek Duitsland is praktisch tot stilstand gekomen. Ook in vorige jaren werden echter na ein de maart nog slechts geringe hoeveelheden naar de Bondsrepubliek uitgevoerd. Of en in hoeverre de mo gelijkheid tot steunverlening, die in de Bondsrepu bliek is gecreëerd ten behoeve van aldaar geteelde pootaardappelen, de export van Nederlandse poot- aardappelen heeft beïnvloed, is mede gezien het tijd stip van bekendmaking van deze maatregel 3 maart 1972 niet na te gaan, aldus minister Lardi- nois naar aanleiding van terzake in de Tweede Ka mer gestelde vragen. De bewindsmJan verklaart verder herhaalde malen in EEG-verband ook in het onderhavige geval de aandacht te hebben gevestigd op in lidstaten ge nomen maatregelen die de export van Nederlandse aardappelen ongustig kunnen beïnvloeden. r Door het ontbreken van een gemeenschappelijke markt voor aardappelen is er evenwel thans geen juridische basis om aan lidstaten de verplichting op te leggen tot het ongedaan maken van dergelijke maatregelen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 5