11 KWALITEIT VAN HET AANGEVOERDE MATERIAAL Vanzelfsprekend waren de verwachtingen hoog gespan nen en het mag gezegd worden dat de kwaliteit van de aangevoerde dieren goed was. Speciaal de één jaar en oudere rammen voldeden aan hoog gestelde eisen. In iedere rubriek kon men spreken van een beste kopgroep met goede ontwikkeling, goede bespiering, goede vachten en een vlot goed type. In de klasse ramlammeren ontbrak De la groep bij de oudere afstammelingen. Elg.: Gebr. Borstlap, 's-Gravenmoer. hier en daar de uniformiteit, zowel in ontwikkeling als in type. Aan de samenstelling van de groepjes had wat meer aandacht besteed moeten worden. Niettegenstaande deze, gemiddeld wat matige kwaliteit kwamen er beste ramlammeren in de kopgroepen voor waar goede ver wachtingen van uitgaan. Het vrouwelijk fokmateriaal voldeed aan de hoogge- stelde eisen. Het grote aantal oudere fokooien vertoonde een beste kwaliteit. Opvallend waren: de ruime bespie ring ,de gesloten, voldoende fijne vachten en de gunstige ontwikkeling. Ofschoon bij de ooilammeren nog enige selectie gewenst blijft houden dieze een goede verwach ting in om de kwaliteit van de aanwezige kern van fok ooien te handhaven en te verbeteren. BELANGSTELLING EN HANDEL Uit beide provincies waren naast de inzenders veel schapenfokkers en -houders aanwezig, terwijl ook fok kers uit andere provincies belangstelling toonden. Ver heugend was ook het groot aantal bezoekers uit het bui tenland, voornamelijk uit België. Er was een vlotte handel. Diverse fokrammen werden voor goede prijzen verhandeld, terwijl ook voor de jonge rammen en vooral voor de betere, goede prijzen wordlen betaald. De vraag naar ooilammeren overtrof verre het aanbod en ook aan de vraag naar V/2-jarige ooien kon niet worden voldaan. Desondanks verwisselden een groot aantal dieren van eigenaar, waarvan een 20-tal de weg over de grens vond. AFSTAMMELINGEN EN BEDRIJFSGROEPEN Naast de kampioenschapskeuringen vormen de keurin gen van de afstammelingen en van de bedrijfsgroepen een hoogtepunt op iedere fokdag. Voor het keuren van afstammelingengroepen waren niet minder dan 26 groe pen opgegeven. Het groot aantal inzendingen wijst er op dat ook de praktijk het belang hiervan inziet. Bijzonder vermeldingswaardig zijn de nakomelingen van ram 1790, eigenaar Gebr. Borstlap, 's-Gravenmoer. Dit vijftal oude re ooien vormde een zeer uniforme groep met fraai type. Van dezelfde vader werd een vijftal ooilammeren ge toond met normale ontwikkeling doch zeer uniform met ruime achterstellen en fijne huiden. Pedro 3037A» van W. Moonen, Nederweert, liet een fraai 5-tal lammeren zien, zeer uniform doch iets licht. Bij die bedrijfsgroepen was de IA en IC prijs voor de Gebr. Borstlap. Deze prijzen werden behaald met 2 vijf tallen ooien van beste kwaliteit en zeer uniform. De 1B prijs was voor het vijftal van P. Martens te Elshout, 5 ooien met veel massa, goede vachten, goed uniform doch wat minder gedrongen in de voorhand. VIJF BESTE RAMLAMMEREN Als „nieuw" onderdeel in het programma was inge voerd het aanwijzen van de 5 beste ramlammeren. Hier voor kwamen een 20-tal ramlammeren in de ring die een indruk gaven van de top van de fokdag. Na selectie bleef onderstaand 5-tal over waarvan we met belangstelling de verdere ontwikkeling afwachten. 8704 van J. Borstlap te Raamsdonk, geblokt, best type en beste vacht. 8015 van A. Buys te Herpt, goed gebroekt en gezonken lam met goede halsaanzet. 8544 van P. Martens te Elshout, evenredig, goede huid en vlot ontwikkeld. 6375 van J. Sneep te Willemstad, best ontwikkeld en ruim, kon in beenwerk iets korrekter. 3317 van J. Vaessen te Simpelveld, bestsoortig lam met goede vacht. KAMPIOENSCHAP RAMMEN Hiervoor kwamen twaalf kandidaten in de ring. Na een eerste selectie bleven 4 dieren over waarvoor de uit eindelijke beslissing nogal wat tijd) vergde. De strijd ging in hoofdzaak tussen de pas aangekochte ram 2935 F van de Gebr. Borstlap te 's-Gravenmoer, gefokt door de Gebr. Donker te Schagen en ram 21606 van J. G. de Kort te Es beek, een fokprodukt uit de stal van C. J. Commandeur te Texel. Ram 2935 F is een 3-jarige best typische ram met fraaie kop en een zeer goede bespiering. Ram 21606 is een 2- jarige brede, diepe gestopte ram met wat „Franse" voor benen. Het kampioenschap was uiteindelijk voor ram 2935 F van Gebr. Borstlap. Hun naaste konkurrenten waren ram 1971, een 2249 Pref. zoon, van B. v. Bergen te Zeeland, een typische zeer korrekte gebouwde ram en de in dezelfde rubriek als 1B geplaatste ram 1917 van A. Buys te Herpt, een best ontwikkeld en ruim bespierde doch iets gerekte ram. KAMPIOENSCHAP OOIEN Na een eerste selectie uit een 20-tal daarvoor in aan merking komende ooien, bleven er tenslotte 4 candidaten over, t.w. de ooien 97.942 van W. van Bergen te Boekei, 5605 van Ad Buys te Herpt, 5537 van L. Cleire te Ossen- drecht en 1380 van J. Meessen, Voerendaal. Kampioene uit dit viertal werd de 2^-jarige ooi 5605 van Ad Buys te Herpt. Een ooi met zeer fraai type met best achterstel en fijne vacht. Reserve-kampioene werd de oud kampioene uit 1971, ooi 5537 van L. CleireMel- sen te Ossendrecht eveneens 2V6 jaar oud, een gestopte, diepe, typische ooi met zeer goedie vacht en fraaie kop. blijven. Deze kleinere ventilatoren zijn bovendien meestal moeilijker te regelen. GOEDE REGELINGEN NODIG! UIT het vorenstaande blijkt dat we bij de mestvar- kens beter kleinere ventilatoren kunnen gebrui ken, waardoor het mogelijk is een of meerdere ventila toren uit te schakelen. Ook moet men zorgen dat de ventilatie- en verwar mingsregeling zodanig gekoppeld! zijn dat „najagen" is uitgesloten. Dit niet goed op elkaar ingesteld zijn kost alleen maar veel brandstof. Goede regelingen zijn op verschillende manieren moge lijk: Er zijn ventilatieregelaars die uitgerust zijn met een zgn. kachelkontakt. Hiermee kan ook de verwarmings regeling worden bestuurd. Sommige regelaars kunnen met behulp van een motorbediende drieweg-mengklep in het verwar mingssysteem de watertemperatuur regelen. In elke afdeling kan afzonderlijk de temperatuur worden ge regeld. In fokvarkensstallen gebruikt men vaak een regelaar met een omschakelingscontact. Omdat in de winter die temperaturen nogal kunnen variëren, is het be langrijk hierbij een weersafhankelijke voorregeling te gebruiken. In de praktijk worden hiermee goede resultaten bereikt. INVESTERING EN BRANDSTOFKOSTEN De investering voor een centrale verwarming loopt sterk uiteen. Deze wordt vooral verhoogd als de stal wordt onderverdeeld in meerdere kleinere afdelingen, die elk apart moeten worden verwarmd en geventileerd. In de fokkerij loopt de investering uiteen van 100,tot f 150,per zeugenplaats. In de mesterij is dit 15, tot 25,per mest varkensplaats. Belangrijk is dat men dloor meerdere installateurs vrijblijvende offertes laat op maken. Prijzen en te gebruiken materialen verschillen vaak vrij veel. Om een inzicht te krijgen in de brandstof kosten is in de winter '71-'72 door het IX.B., op een aan tal bedrijven hiernaar onderzoek gedaan. De kosten per mestvarkensplaats bedroegen voor de oliegestookte ketels gemiddeld 2,80. De spreiding hierin was groot n.l. van 1,60 tot f 5,per mestvarkensplaats. In de fokkerij waren de gemiddelde stookkosten in de zelfde periode f 18,per zeugenplaats. Ook hierin zat een sterke spreiding n.l. van 13,tot 27,per zeugenplaats. De verklaring voor de grote spreiding moet gezocht worden in verkeerd of onjuist afgestelde regel- apparatuur waardoor een grote hoeveelheid brandstof onnodig wordt verbruikt. Een goede regeling van ven tilatie en verwarming is daarom zeer belangrijk. Verwarmingslichamen dienen in het algemeen daar te worden aangebracht waar de meeste warmteverliezen op treden. De beste resultaten worden verkregen door de verwarmingslichamen zo aan te brengen diat inval van koude lucht via ramen wordt opgeheven. De ingevoerde koude ventilatielucht moet zich goed kunnen mengen met de door de verwarmingslichamen voorgewarmde lucht. Als verwarmingslichamen worden in het algemeen gladde buizen gebruikt. Deze zijn goed en gemakkelijk schoon te maken. Als er veel warmte geïnstalleerd moet worden en de muurlengte beperkt is worden ook ribbenbuizen gebruikt. Deze buizen geven per strekkende meter veel Voor verwarming van varkensstallen worden met gas gestookte luehtverhltters proeven genomen. meer warmte af. Ze zijn echter wel iets moeilijker schoon te maken. Een goede regeling van ventilatie en verwarming is zeer belangrijk. In de stal ontstaan n.l. grote schomme lingen in het klimaat als gevolg van sterk wisselende buitentemperaturen. Ook is die totale warmteproduktie van de dieren verschillend als gevolg van variaties in hokbezetting en gewichten. Het grootste warmteverlies ontstaat echter door de ventilatie. Als in de winter een warmte-oversehot overgaat in een warmte-tekort moeten we de ventilatie regelen. Een minimum ventilatie-niveau van 0,2 m3 per kg levend gewicht mag als aanvaardbaar worden genoemd. Hoever we terug kunnen regelen zullen we aan de hand van een voorbeeld nagaan. We nemen een afdeling van 120 biggen. Hierin passen we all in - all out toe. In het winterseizoen moet men de ventilatie baseren op de minimale bezetting. Hierop moet n.l. het toe te passen verwarmend vermogen berekend zijn. De ventilatiebehoefte is in het winterseizoen bij deze hokbezetting 120 x 20 kg x 0,2 m3 kg 480 m3/uur. Voor de zomerventilatie hebben we als ventilatoren nodig twee van 45 cm 0 of drie van 40 cm 0. De mini male luchtverplaatsing van een ventilator van 45 cm 0 is 1000 m3/uur en voor een ventilator van 40 cm 0 800 m3/uur. Door in de winter gebruik te maken van twee ventilatoren van 40 cm 0 geeft dit 400 m3/uur minder luchtverplaatsing in vergelijking met twee ventilatoren van 45 0. Het ventilatiepatroon hoeft hierdoor niet na delig teworden beïnvloed. Iedere m3 ventilatielucht vraagt in de winter 10 kcal. om deze lucht op stal- temperatuur te krijgen. In het voorbeeld is dit dan Bij centrale verwarming dienen de verwarmingsbuizen daér te worden geplaatst waar de grootste verwarmings- verliezen zullen optreden, zoals hier één verwarmings buis onder de ramen en de andere onder de luchtinlaat- klep. 4000 kcal./uur besparing. Als één liter olie 8600 kcal. produceert en deze 15 cent kost, is dit alleen maar gunstig voor de brandstofleverancier. Aan het ver schil van de minimale ventilatiebehoefte van 480 m3 en de werkelijke minimale luchtverplaatsing van 1600 m3 is weinig aan te doen. In het voorbeeld! zou misschien nog een ventilator kunnen worden uitgeschakeld, doch daar bij loopt men het risico dat het hok niet op een gelijk matige manier wordt geventileerd. De niet gebruikte ventilatiekoker(s) moet men afsluiten. In de fokkerij- afdeling waar meestal met kleinere ventilatoren wordt gewerkt, zal altijd een hoog minimum ventilatieniveau

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1972 | | pagina 11