Notulen
Algemene Vergadering
D' vice-voorzitter, de heer G. P. A. van Nieuwenhuijzen,
neemt thans weer het woord en dankt alle sprekers
en spreeksters hartelijk voor de woorden tot de afscheid
nemende voorzitter gericht.
8
(Vervolg van pagina 7)
politiek! Verder wetert we nog niet veel meer dan dat Minis
ter Van der Stee „niet krenterig" zal zijn (om bij de krui
deniers te blijven) en dat geen enkele boer ten gevolge van
de waterramp (alleen) ten gronde zal gaan. Dat sluit echter
allemaal niet uit, dat bedrijven die tengevolge van de on
rechtvaardige landbouwpolitiek der laatste jaren, toch reeds
op het randje van de afgrond stonden, nu de genadeslag
kunnep krijgen. Mijnheer de voorzitter, er is een spreek
woord (misschien is het ook wel een bijbelwoord) dat zegt:
„Wie niet zaait... zal niet oogsten". Welnu, wij hebben ge
zaaid en de gewassen verpleegd en velen van ons zullen
desalniettemin niet, of slechts gedeeltelijk oogsten. Dit is
overmacht buiten onze schuld en geen normaal oogstrisico
meer. Reserves waren ons niet gegund en zijn dus niet aan
wezig. We zijn dankbaar voor de van vele kanten geboden
oogsthulp. We hebben bewondering voor de prestaties van
het Coördinatiecentrum onder leiding van de heren Goeman
en Luteijn.
Tenslotte: Wij doen een dringend beroep op onze organi
saties om onze belangen daar en waar dat het meeste effect
kan sorteren op de meest krachtige wijze te verdedigen. Er
rust een grote verantwoordelijkheid op hen!
De voorzitter dankt de heer Van Gorsel hartelijk voor zijn
woorden, die zo duidelijk de situatie in de landbouw weer
geven en geeft de verzekering, dat bestuur en secretariaat
van de ZLM alles zullen doen wat mogelijk is, in de toestand
verbetering te brengen.
D heer De Jonge te Hoek vraagt wat er nu eigenlijk in
de praktijk terecht gekomen is van de 5 prijsver
hoging en het betere marktbeleid, dat zou worden gevoerd
met name voor een produkt als tarwe.
In de tweede plaats zou spreker gaarne aan de heer
Knottnerus voorleggen hoe het mogelijk is geweest, dat bij
de onderhandelingen over het centraal accoord, de georga
niseerde landbouw zich heeft gedistantieerd van het stand
punt van de middenstand.
Op de derde plaats vraagt spreker welke geloofwaardig
heid nog gehecht kan worden aan het door de 3 ZL&s in
het Zuid-Westen georganiseerde landbouwakties wanneer
één van de voorzitters dezer organisaties op zijn ledenver
gadering zegt niet bereid te zijn akties te voeren, die ge
richt zijn op burgerlijke ongehoorzaamheid!
De voorzitter zegt naar aanleiding van de vraag over de
tarweprijs, dat het markt- en prijsbeleid de boer op dit mo
ment inderdaad in de steek laat. Er is op dit ogenblik dan
ook geen enkel instrument om hierin verbetering te brengen.
Ten aanzien van de vraag over de landbouwprotestakties
wil de voorzitter opmerken, dat we een ontwikkelingsfase
meegemaakt hebben in de loop van dit jaar, die sneller ge
gaan is, dan kon worden verwacht. Als ZLM en als K.N.L.C.
zijn tot we een nieuwe opstelling gekomen. Men mag ver
trouwen hebben, aldus de voorzitter, in de nieuwe voorzit
ter en het zich verjongende bestuur, die de ontwikkeling
nauwlettend zullen volgen en waar nodig stappen zullen on
dernemen. De voorzitter verzoekt de heer Knottnerus de
vraag inzake de loononderhandelingen te willen beantwoor
den.
De heer Knottnerus zegt, dat de middenstand veel met
jonge arbeidskrachten werkt, die vallen onder de nieuwe
jeugdloon regeling. Dat betekent door de invoering van het
minimumloon en de optrekking der jeugdlonen voor de mid
denstand een aanmerkelijke verhoging van de loonsom met
een percentage, dat ver zou uitgaan boven de geschatte
13 Daarom heeft middenstand moeten afhaken. Dit gold
niet voor de landbouw, die niet die moeilijkheden op loon-
gebied van de middenstand heeft, waarvoor wij geen aan
leiding zagen de middenstand te volgen.
PAUZE
D1 Algemeen voorzitter heropent de vergadering en geeft
het woord aan de heer W. H. Kwakernak, secretaris
van de Hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap.
De tekst van de inleiding die de heer Kwakernak houdt
over
„De positie van de Nederlandse Akkerbouw in landelijk
en in E.E.G.-verband"
werd in het vorige nummer opgenomen.
De voorzitter dankt de heer Kwakernak voor zijn gehou
den betoog. Daar er uit de vergadering geen vragen worden
gesteld geeft, de voorzitter vervolgens het woord aan de heer
A. van Leeuwen, lid van het bestuur van het Landbouwschap
en voorzitter van de C.M.C., die het onderwerp: „De positie
van de Nederlandse Veehouderij in landelijk en in EJLG.-
verband", in zijn inleiding behandelt. De tekst van deze in
leiding werd eveneens reeds in het vorig nummer opgeno-
mea
GEDACHTENWISSELING INLEIDING A. VAN LEEUWEN
|>E voorzitter dankt de heer Van Leeuwen voor zijn dui
delijk en belangrijk betoog en stelt thans de vergade
ring in de gelegenheid vragen aan de heer Van Leeuwen te
stellen.
De heer H. C v. d. Maas, Kats wil gaarne een kantteke
ning plaatsen bij hetgeen de heer Van Leeuwen over de ge
middelde inkomens in de akkerbouwsector heeft gezegd.
Hier wordt weer gesproken over een gemiddelde van
50.000,gebaseerd op de officiële LEI-cijfers. Spreker
wil in dit^'erband vragen of de LEI-cijfers en de bronnen,
waaruit zij worden samengesteld langzamerhand niet aan
herziening moeten worden onderworpen. De normering, die
het LEI hanteert is volgens spreker sterk verouderd. In de
tweede plaats kan worden gesteld, zulks volgens gegevens
van het boekhoudbureau van de ZLM van enkele maanden
geleden, dat een arbeidsinkomen van 50.000,te herleiden
is tot een verteerbaar inkomen, dat lager ligt dan het be
staansminimum.
De voorzitter zegt ihet geheel met de heer v. d. Maas eens
te zijn, dat de publikaties van het LEI en de uitgangspunten,
die hiervoor worden gebruikt drastisch moeten worden be
keken. Het bestuur zal aan deze kwestie in de naaste toe
komst zéker de nodige aandacht schenken.
De heer K. de Buck wenst aan de opmerking van de heer
v. d. Maas toe te voegen, dat bij het LEI blijkbaar weinig
verschil wordt gemaakt tussen eigendom en pachtwaarde,
hetgeen neerkomt op een verkeerde berekening van circa
400,— k 450,—.
De voorzitter zegt het hiermede eens te zijn en dankt de
heer De Buck voor zijn opmerking.
De heer C. van Gorsel, Bergen op Zoom haakt in op de
slotwoorden van de heer Van Leeuwen, waarbij deze de
hoop uitspreekt, dat de EEG nog eens een volkomen een
heid mag worden. Spreker vraagt zich in dit verband af, of
hierop nog met enige reden mag worden gerekend. We zijn
in de ontwikkeling in die richting toch wel bijzonder teleur
gesteld de laatste tijd. Spreker zou de EEG eigenlijk als
volgt willen omschrijven: namelijk gemeenschap is een goe
de zaak, mits de ene partner maar goed „gemeen" is en de
andere maar zeer schappelijk!
'De heer Van Gorsel verzoekt tenslotte nog nader worden
ingelicht omtrent de oorzaken dat de richtprijs van de
tarwe niet wordt gehaald. Wie zijn daarvoor als de schul
digen aan te wijzen, zo vraagt de heer Van Gorsel zich af.
De voorzitter zegt, dat de interventieprijs voor de tarwe
ook met 5 is verhoogd, waardoor de bodem in elk geval
neet lager komt te liggen. Et1 zou in feite weer een denatura-
tiepremie moeten worden ingevoerd en, indien men dit niet
wenst, export van Europese tarwe naar andere landen toe
moeten staan. Alhoewel door het Landbouwschap en het
Produktschap reeds verschillende imalen gepleit is voor de
denaturatiepremie weer in te voeren, heeft dit tot nu toe
geen resultaat gehad.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Van Gorsel
inzake de EEG, zegt de voorzitter, dat het zeer te betreuren
is, dat de éénwording zo moeizaam verloopt en dat er tel
kens tegenvallers zijn. Niettemin moet men erop rekenen, dat
bij een uiteenvallen van de EEG de toestand van vóór 1930
zou terugkeren, toen elk land zich beschermde door invoer
rechten en andere maatregelen. Een land, dat het vooral van
de export moet hebben, zoals ons land, zou daarvan zeer
de dupe worden.
De heer Knottnerus gaat ook nog nader in op de vraag
inzake de tarweprijs en zegt, dat we op dit moment nog
steeds niet uit de moeilijkheden zijn. Aanvankelijk dacht
men in Brussel, dat het de goede kant zou opgaan met de
tarwe, doch dit is niet bewaarheid geworden. Het is nog
steeds zo, dat wij afhankelijk zijn van de maisprijs en alleen
als die hoog wordt, zal de prijs voor de tarwe kunnen op
lopen. We lopen hier steeds weer tegen beloften op, die niet
worden waar gemaakt.
Ten aanzien van de financiële hulp voor het Zuid-Westen
zegt de heer Knottnerus nog deze morgen een telefoonge
sprek met de minister van landbouw te hebben gehad en te
hebben geïnformeerd of nog deze week een beslissing mag
worden verwacht. Spreker zegt niet te verwachten, dat de
minister er vóór vrijdag a.s. uit zal komen. Een en ander
moet in het kabinetsberaad komen, omdat de minister niet
zelfstandig mag beslissen. Dit betekent, dat op zijn vroegst
vrijdag iets mag worden verwacht. De gang van zaken is
dn feite niet meer te begrijpen, aldus de heer Knottnerus.
De heer L. J. Boone, Nieuw en St. JoosLand vraagt waar
om men toch in oktober en november niet in veel grotere
mate dan nu het geval was rundvee boven een zeker gewicht
heeft afgeslacht en ingevroren, inplaats van ze thans door
de premieregeling slachtrunderen steeds maar duurder te
maken.
De heer Van Leeuwen zegt in antwoord op de vraag van
de heer Boone het logisch te vinden dat men zich afvraagt
waarom deze regeling met al die rompslomp en met die toe
slagen ingevoerd is.
Toch is hiervoor een voor de hand liggend antwoord, na
melijk dat de invriescapaciteit eenvoudig op zijn maximum
staat. De opslagcapaciteit zou invriezen wellicht nog enigs
zins op kunnen vangen, doch in Nederland was de maximum
capaciteit van de z.g. vriestunnels (bereikt. Daarbij komt nog,
dat men in ons land in mei - juni geconfronteerd werd met
de import van ingevroren Iers vlees, dat ongeveer jaar
later weer op de markt gebracht moet worden. Er wordt der
halve sterk gepleit interventiemaatregelen te nemen voor de
z.g. 2e soorten.
De voorzitter dankt de heer Van Leeuwen voor de beant
woording der vragen en biedt hem ter herinnering aan deze
vergadering een boekenbon aan (applaus).
AFSCHEID VAN DE MEER BECU
ALS VOORZITTER VAN DE ZLM
DE Algemeen Voorzitter de heer J. B. Becu draagt thans
de leiding over aan de vice-voorzitter, de heer G. P.
A. van Nieuwenhuijzen, die zich vervolgens in een toespraak
tot de heer en mevrouw Becu en de vergadering richt, die in
ons vorig nummer werd opgenomen.
Vervolgens geeft de vice-voorzitter, de heer G. P. A. van
Nieuwenhuijzen, achtereenvolgens het woord aan de heren
A. J. Kaland, lid G.S. van de provincie Zeeland, dé heer
Brugman, het lid G.S. van de provincie Noord-Brabant, de
heren J. P. Lindenbergh, ir. C. S. Knottnerus, ir. M. A.
Geuze, F. C. Verhelst, Dr. ir. C- W. C. van Beekom, mevrouw
P. P. EversPauw en ir. D. Luteijn, die zich in korte toe
spraken tot de scheidende voorzitter richten. Deze werden
ook reeds in ons vorig nummer opgenomen.
DANKWOORD VAN DE HEER J. B. BECU
|yE voorzitter, de heer J. B. Becu richt zich thans weer
tot de vergadering en zegt, dat dit laatste uur hem
niet gemakkelijk is gevallen. Indien zijn drietal kleindoch
ters in de vergaderzaal geweest zouden zijn, zouden deze de
opmerking hebben gemaakt: „Opa, nu ben je toch wel een
beetje verlegen geworden".
De voorzitter spreekt in de eerste plaats zijn hartelijke
dank uit voor de aan mevrouw Becu overhandigde vaas met
bloemen en mede namens zijn vrouw voor de aangeboden
Voorzitter Becu, dankt voor de hem aangeboden afscheids
geschenken.
reis. Tijdens deze reis zullen zeker onze gedachten naar deze
dag teruggaan, aldus de heer Becu.
De voorzitter dankt voorts zijn echtgenote, die hem met
zoveel begrip zijn gang heeft laten gaan en die zovele uren
door het werk, dat de ZLM' mi eenmaal van een voorzitter
eist, alleen thuis moest blijven.
De benoeming tot erelid stelt de heer Becu zeer op prijs
en voorts waardeert hij zeer de hem aangeboden afscheids
geschenken.
De voorzitter zegt, dat hij als radertje in een groot geheel
heeft meegedraaid, waarbij zeker niet alles is bereikt, dat
bereikt wilde worden. Niettemin konden we staande blijven
en gestadig voortgaan, daarbij het spreekwoord „Lukt het
vandaag niet, dan lukt het morgen", steeds in gedachten
houdend. Zo is steeds de opstelling der ZLM geweest en zo
moet deze blijven!
De heer Becu zegt toch blij te zijn, dat de wagen, die hij
heeft moeten trekken thans wat lichter gaat worden, zodat
weer wat meer tijd voor zijn vrouw en zijn gezin gaat over
blijven.
Spreker meent toch met dankbaarheid te mogen terugzien
op het werk, dat in de afgelopen periode gedaan kon wor
den en dit meestal niet alleen, maar vooral in gezamenlijk
verband. Dat hierbij wel eens tegenstellingen aan het licht
kwamen is in een tijd als deze, die zo ingewikkeld en moei
lijk is, niet verwonderlijk. Doch wanneer men elkaar dan
oprecht in de ogen ziende kan stellen, dat ondanks alles veel
kon worden bereikt, dan beschouw ik dit als een beloning
voor mijn werk.
De heer Becu zegt, dat hij nu drie jaar met de nieuwe
voorzitter, toen nog secretaris van de ZLM zijnde, heeft sa
mengewerkt en daarbij tot de overtuiging te zijn gekomen,
dat deze gaat passen in de rijen van een Jhr. Van Vreden-
burch, een Mr. Dieleman, een Ir. Geuze en Ir. Prins. De voor
zitter zegt, dat de heer Luteijn gesteund zal worden door
een vakbekwaam bestuur en een goed team van medewer
kers en spreekt vervolgens de hoop uit, dat de leden ook
hun volle steun aan de nieuwe voorzitter en zijn staf zullen
schenken. Dan zal1 ook de toekomst de ZLM, naar wij allen
hopen de maatschappij zij!n, die zij altijd voor haar loden is
geweest.
Sprekend over de huidige rampsituatie zegt de heer Becu,
dat dë boerenstand meer dieptepunten heeft gekend in deze
eeuw, waarbij men met de heer Van Gorsel kan denken aan
de dertiger jaren, met de heer Geuze aan de watersnood
ramp van 1953, en met de heer De Bruijne aan de situatie
in West Zeeuws-Vlaanderen in 1944! Doch steeds weer zijn
we er bovenop gekomen!
De heer Becu zegt tot de vergadering, dat we ook ditmaal
de moed niet moeten laten zakken, omdat, naar wij allen
hopen onder de leiding van de nieuwe voorzitter spoedig
een betere tijd zal aanbreken.
Ik dank U allen hartelijk, aldus besluit de heer Becu zijn
afscheidstoespraak (applaus).
SLUITING
Wij stellen het bijzonder op prijs dot steeds weer het pro
vinciaal bestuur van Zeeland en nu ook het provinciaal be
stuur van Noord-Brabant, het gemeentebestuur van Goes
blijk geven van hun medeleven met de ZLM en daardoor ook
van hun belangstelling voor de landbouw in deze provincie.
Dat verheugt ons altijd weer en is ook een steun om op de
ingeslagen weg voort te gaan. Ook de andere sprekers dank
voor hun woorden geridht tot de heer Becu. U hebt ook
hiermede blijk gegeven van uw belangstelling en medeleven
met de ZLM.
Echter wil ik nog enkele speciale woorden richten tot de
heer en mevrouw Luteijn:
„Namens de algemene vergadering feliciteer ik U beiden
hartelijk met uw benoeming mijnheer Luteijn tot algemeen
voorzitter der ZLM. U kunt niet moeilijker beginnen. Maar
wij weten ook en dat maken wij dagelijks mee, dat U hier
voor beslist niet terugschrikt en ook resultaten weet\te be
reiken. v
Wij hopen U nog vele jaren als algemeen voorzitter mee
te mogen maken en dan vooral onder beslist betere omstan
digheden als waar we nu in verkeren. Nogmaals U beiden,
hartelijk gefeliciteerd."
Na afloop van deze vergadering, dames en heren, is er
gelegenheid om persoonlijk van de heer en mevrouw Becu
afscheid te nemen en om de heer en mevrouw Luteijn te
feliciteren met zijn benoeming tot algemeen voorzitter.
Hiermede dames en heren is deze vergadering beëindigd
en wij hopen U volgende keer onder beslist betere omstan
digheden weer aan te treffen. Hiermede is deze vergadering
gesloten. Ik wens allen wel thuis en betere weersomstan
digheden!