Een goed ontwikkeld diep, wortelstelsel, Akke1rgb70U7wdaa voorwaarde voor hoge opbrengst chr. h Henkes V ooral de cappillaire vochtvoorziening is van groot belang. Om aan dit vocht te komen dient de grond voldoende los te zijn. Immers hierdoor kunnen de wortels diep de grond indringen. Vaste en in sommige streken zure lagen in het profiel zijn be lemmerend voor de wortel' de zogenaamde ontwikkeling. Be kend is het voorbeeld van plaatgronden. Het onder de klei zittend zand is zo dicht dat de wortels er niet in kunnen door dringen. Het zand moet dus losgemaakt worden. Hierbij moet bedacht worden dat het gaat om de vochtlevering. Nu bevat plaatzand maar weinig water (5 mm per 10 cm). Zouden de wortels 60 cm in het plaatzand dringen, dan is er dus een vochtwinst van 30 mm. Dit is nog niet veel. De belangrijkste vochtwinst moet komen van het cappillaire water. Dit betekent dus dat dan de wortels zo dicht mogelijk bij het grondwater moeten worden gebracht. Is de grondwaterstand te diep, dan kan het cappillaire water niet bij de wortels komen en is de vochtwinst slechts gering. N aar aanleiding van de opmerking van de heer Henkes dat een eenmalige beregening met 20 mm water voldoende zou zijn voor de rest van het jaar op gronden met een diepe grondwa terstand, werden o.a. vragen gesteld over de hoogte van het zout (chloor) gehalte van het beregeningswater, de hoeveelheid in mm, kansen op structuurbederf, toepassing bij kieming van fïjnzadige gewassen en schade aan het gewas. Onkruidbestrijdingsadvies voor graszaadpercelen Pootaardappelen in Verona Basagran P vloeibaar spaart het graan maarniet het onkruid! T ijdens de studiedag Akkerbouw 1977, voerde de heer ir. Chr.H. Henkes het woord over een goed ontwikkeld en diep gaand wortelstelsel. Hij ging hier bij uitvoerig in op de noodzaak van een goed wortelstelsel als voorwaarde voor een hoge op brengst. Hij behandelde ondermeer de onderwerpen, kieming, eerste ontwikkeling en de vochtvoorziening. I n kleiarme zand, zoals het zand in de plaatgronden is, heeft het water een cappillaire stijghoogte van 60 cm. Dit betekent dus dat de grond tot minstens 60 cm boven de diepste grondwater stand losgemaakt zou moeten worden om te kunnen profiteren van het cappillaire water. Toch kan ook op een grond die tot op Geen geelkleuring! Basagran P, weer zo'n uitgedokterd BASFprodukt! BASF Vocht in wortelzone De hoeveelheid vocht die een laag van 10 cm grond kan vast houden.. hangt af van de grondsoort. Humusarme zandgronden bevatten minder vocht dan humusrijke zand. Een zavelgrond bevat meer voor de plant beschikbaar vocht dan een zware kleigrond. Voor de plant maximaal beschikbaar vocht per 10 cm grond: Lichte zavel 22 mm; Zware klei 18 mm; Humusarm zand 15 mm; Humusrijk zahd 20 mm en Plaatzand 5 mm. Naarmate de beworteling dieper gaat, kan aan een groter grondvolume meer vocht worden onttrokken. Een gewas dat op een zavelgrond 50 cm diep wortelt, kan aan de grond 110 mm minder vocht onttrekken dan een gewas dat 100 cm diep wortelt op dezelfde grond. Cappillaire vochtvoorziening erg belangrijk Gewassen met diepe beworteling profiteren het meest van een diepe grondbewerking de grote diepte bewortelbaar is, in sommige jaren droogte voorkomen. Voor de lengtegroei van de wortels is het zaak dat de grond niet te ver uitdroogt. Is de grond te droog, dan kunnen de wortels niet snel genoeg in de lengte groeien en kunnen daardoor de daling van het grondwater niet bijhouden. Dit kan op verbeterde plaatgronden in een droog voorjaar gebeuren. Zou men dan één keer kur\nen beregenen, dan gaan de wortels snel naar beneden en heeft men voor de rest van het jaar geen last van droogte. Naarmate de losgemaakte grond zelfs meer vocht kan vasthouden, is dit gevaar geringer. Het zal duidelijk zijn, dat een gewas dat dieper kan wortelen ook meer zal profi teren van een grondverbetering. 20 M.M. extra water kan voor de plant een overbruggingsperiode vormen. Maar in Zeeland zijn er heel wat gebieden, waar het water te zout is. 1 Samenvattend kan de conclusie zijn, dat de intensiteit en J i de diepte van de beworteling bepalend zijn voor de op- i i J J brengst op de gemechaniseerde landbouwbedrijven. Zowel J J i i de voedingsstoffen als het water moeten via de wortels J J worden aangevoerd. De verankering van de plant in de i J J grond is slechts een bijkomende functie van de wortel. 20 mm beregening; overbrugging in vroege droogteperiode De heer Henkes was van mening dat, afhankelijk van het gewas en de zwaarte van de grond, een éénmalige beregening met bijvoorbeeld 20 mm water in de genoemde situaties voldoende effect zou opleveren voor de lengtegroei van de wortels. Het gebruik van water met een zeker zoutgehalte zag hij niet als een onoverkomelijk bezwaar; er zijn normen wat nog toelaatbaar is. Schade aan gewas en grond achtte hij bij deze toepassing niet of nauwelijks mogelijk. Tussen oudere en jonge polders is in dit opzicht geen verschil te verwachten. Toelaatbare zoutgehalte bij beregeningswater Globale norm van de hoeveelheid zout (NaCI) die maximaal toelaatbaar is bij toepassing op enkele gewassen in afhankelijk heid van de grondsoort. max. hoeveelheid zout (NaCI) in milligrammen per liter water. 10-25% 25% gewas zandgrond afslibbaar afslibbaar knol- en bolgewas 750 1500 a 2000 2000 a 2500 sen en bieten erwten, bonen, vlas 375 750 alOOO 1000 a 1250 Enkele vragen hadden betrekking op de door inleider genoemde mogelijkheden van grondverbetering door middel van meng- frezen of-woelen op droogtegevoelige (plaat)gronden. In zijn beantwoording stelde de heer Henkes, dat duidelijk voor ogen moet staan dat door grondverbetering een grotere bewor- telingsdiepte bereikt moet kunnen worden. Dit levert vocht winst op voor de planten en meer naarmate de aansluiting met het grondwater beter wordt. Niet zo maar aan een diepe grondbewerking beginnen Voorafgaand aan een dergelijke ingrijpende bewerking van het profiel is het noodzakelijk dat een onderzoek wordt gedaan naar de profielopbouw, de zwaarte van de boven- en onder grond en de_ stand van het grondwater. Op grond van deze gegevens kan een verantwoord advies over de mogelijkheden worden verstrekt, die van perceel tot perceel kunnen variëren. In Zeeland vindt grondverbetering in deze zin meestal plaats op plaatgronden: gronden met een kleidek van hoogstens 80 cm (meestal dunner), rustend op een zandondergrond. Op oudere kleigronden met een kalkarme ondergrond is met deze toepassing geen ervaring. Zeker is dat geen kalkarme grond in grote hoeveelheden naar boven gehaald mogen worden. Meestal zullen deze gronden niet droogtegevoelig zijn, maar kunnen verdichtingen storend werken. In hoeverre hier wat aan gedaan kan worden zal van geval tot geval bekeken moeten worden. De berijdbaarheid van diep los gemaakte gronden hoeft geen bijzondere problemen op te leveren, mits gezorgd wordt voor een goede ontwatering. Nu het voorjaar zich weer aandient, zal er op diverse percelen nog een onkruidbestrijding moeten worden uitgevoerd, aldus wordt ons öericht door Cebeco Handelsraad. Voor zover nodig en mogelijk kunnen uiterlijk deze maand nog enkele volleveldsbespuitingen worden uitgevoerd tegen diverse onkruiden. ZAADONKRUIDEN Vooral in de lang openblijvende graszaad percelen (b.v. in de herfst uitgezaaide percelen raaigras enz.) kunnen nogal wat zaadonkruiden voorkomen, zoals kamille, muur en ereprijs. In dien het hier in hoofdzaak om kiemplanten gaat kan worden gespoten met tenminste 6 - 8 kg DNOC 80% per ha, of 10 a 12 kg DNOC 50% per ha. Ook het middel Herbogil super (Dinoterb) kan worden geb ruikt; dosering 5 liter per ha. Dit vloeibare, geelgekleurde mid del heeft in vergelijking met DNOC het voordeel dat het zich gemakkelijker laat verwerken. De werking op muur is minder dan die van DNOC. Hiervoor is een combinatiemiddel met MCPP op de markt gebracht: MCPP/Dinoterb. Dit heet DM 68, de dosering is 5 - 7 liter per ha. Dit middel niet toepassen bij temperaturen beneden 7 oC; het gewas moet voldoende afge hard zijn. Belangrijk voor de goede werking is dat de genoemde middelen worden verspoten met een grove druppel en in mini maal 500 liter water per ha. Gelet op het tijdstip zijn de zaa donkruiden in vele gevallen nu reeds te groot geworden voor bovengenoemde middelen. In die gevallen waar oudere planten moeten worden bestreden, moeten noodgedwongen alsnog groeistoffen worden gedruikt, (tot eind maart). Bij een gemengd sortiment onkruiden üan men spuiten met bromoxy- nil/MCPA/MCPP Certrol Combin in een dosering van 4 liter per öa. Als er naast muur tevens kamille moet worden bestreden kan 4 liter BASAGRAN P per ha worden gebruikt. Het grootste effekt wordt verkregen als een bespuiting wordt uitgevoerd bij een hoge relatieve luchtvochtigheid. DNOC moet bij een bedekte lucht worden gespoten, de ioxynil en bromoxy- nil bevattende middelen bij zonnig weer. Kunnen we deze on kruiden pleksgewijs bestrijden dan moet daar de voorkeur aan worden gegeven omdat al deze groeistoffen opbrengstvermin- derend werken. AKKERDISTEL De bestrijding van de akkerdistel kan zonodig (liefst pleksge wijs) worden uitgevoerd vóór het in de aar of pluim komen van het gewas met 3 - 4 liter MCPA per ha. Een latere toepassing kan oogstderving geven. Vooral timotöee en bosbeemd zijn zeer gevoelig voor laat gebruik van groeistoffen. KWEEKBESTRIJDING Vooral in de weidegrassen, doch ook in b.v. veldbeemd en roodzwenkgras, moeten voorkomende kweekplekken en kweekkanten afdoende worden doodgespoten; hiervoor zijn de volgende middelen te gebruiken: Gramoxone (alleen verbran ding) dosering 50 cc in 10 liter water. Dalapon (bij groeizaam weer) dosering 200 gram in 10 liter water. Ook de strooimidde- len Prefix, Casoron-G en Fydulan-G kunnen voor een pleksge- wijze toepassing worden aangewend. Het middel Fydulan-G heeft een bredere werking op kweekgras dan de beide andere strooimiddelen doordat daaraan de component Dalapon is toe gevoegd. Voor een pleksgewijze toepassing is een dosering van 1 kg per 100 m2 ruim voldoende. ANDERE VERMENGINGEN Waar dit nog niet plaatsgevonden heeft wordt het nu tijd om met de opzuivering van de graszaad percelen te beginnen. Zo mogelijk kan het verwijderen van duist en raaigraspollen en dergelijke met de hand gebeuren. Voor een pollenbehandeling kan men ook van Gramoxone, Prefix, CasoronG of Fydulan-G gebruik maken. Voor het verwerken van de strooimiddelen kan men een plastic buis of een zgn. "Prefix-geweer" gebruiken. Voor het verwerken van Gramoxone is het raadzaam om een afschermkapje om de spuitdop te maken, waardoor er minder randwerking ontstaat. Bijvoeging van een kleurstof aan de spuitvloeistof vergemakkelijkt het werken. OPMERKING Men adviseert om bij gebruik van groeistoffen vooraf kontakt op te nemen met een teeltdeskundige. Groeistoffen moeten niet worden gespoten tijdens vorst. De meeste kans van slagen heeft een bespuiting bij temperaturen van 10 grd. C of hoger. WAARSCHUWING CHLOOR-IPC SCHADE Graszaadpercelen die direkt naast of dichtbij uien- of luzerne- percelen liggen waarin Chloor-IPC voor onkruidbestrijding wordt gebruikt, kunnen zeer ernstig worden beschadigd door overwaaien en dampwerking van dit middel. Er wordt met klem op geattendeerd omdat zich ieder jaar weer schadegevallen voordoen. Het gras schiet dan niet door en zelfs in een volgend jaar heeft men nog kiemschade. CEBECO-HANDELSRAAD Behoefte aan informatie De jaarlijkse Fiera di Verona, de belangrijkste landbouwten toonstelling in Italië; is weer achter de rug. Honderdduizende veehouders, aardappeltelers en tuinders dromden over de brede paden langs en tussen de enorme verscheidenheid aan land bouwwerktuigen, bestrijdingsmiddelen en alles wat voor de Ita liaanse boer op zijn omvangrijke vakgebied van betekenis kan zijn. Onder de buitenlandse deelnemers nam Nederland een opval lende plaats in. Het Ministerie van Landbouw had het Neder landse paviljoen weer bijzonder aantrekkelijk aangekleed. Om dat het op een strategisch punt lag, dicht bij de hoofdingang, trok het veel bezoekers. Het Nederlandse paviljoen herbergde behalve een algemene informatie-ruimte van het Ministerie, een viertal vee-exporteurs, een aantal veevoederfabrikanten, enkele exportfirma's met tuinbouwzaden en fabrikanten van land bouwwerktuigen en dergelijke zaken. Een belangrijk deel van de algemene agrarische presentatie, was gewijd aan de Nederlandse pootaardappelen. Het was een fraai verzorgde inzending van zo'n 28 verschillende rassen, dat cen traal in de belangstelling stond. Verder had het NIVAA (Ne derlands Instituut voor Afzetbevordering van Akkerbouwpro- dukten) er een verkoopstand waar zo'n 3000 NAK-geplom- beerde zakjes van elk 2 Vi kg pootaardappelen van verschillende "rassen hun weg vonden naar de Italiaanse boer, die graag wilde kennis maken met wat Nederland hierin heeft te bieden. De heer J. Doornbos, technische medewerker van het NIVAA, had het in zijn informatiestand de gehele dag druk met het beantwoorden van de vele vragen o.a. over rassenkeuze, waarbij bleek dat dit onderwerp bij de Italiaanse aardappelteler sterk leeft. Van deze gelegenheid tot een rechtstreeks contact met een Nederlandse deskundige werd door de Italiaanse telers een in tensief gebruik gemaakt. "Onze aanwezigheid op deze ten toonstelling voorzag duidelijk in een behoefte", aldus consta teerde de heer Doornbos. Italië importeerde de laatste jaren gemiddeld 60.000 ton poot aardappelen uit Nederland, en 10.000 ton uit Frankrijk. Dit jaar is Canada erbij gekomen met - naar verluidt - 15.000 ton van het ras Kennebec tegen een in verhouding bijzonder lage prijs en dit ras vormt nu een niet onbelangrijke concurrent voor Nederland, ook in de komende jaren. Voor het handhaven en het verstevigen van de afzetpositie yan Nederlands pootgoed op de Italiaanse markt is een presentatie als deze in Verona daarom van niet te onderschatten betekenis. Advertentie IM Het beproefde middel van BASF tegen eenjarige twee- zaadlobbige onkruiden zoals kamille in alle granen!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 11