D ie vele jaren die de natuur nodig heeft om haar bestaan te ordenen duurt de meesten van ons te lang. Bovendien komt die ordening eerst in een gebied van hektaren groot echt tot haar recht. Wie een jaar lang tegen een ongeordende onkruidvegetatie heeft aangekeken en daar De natuur haar gang laten gaan? G Akkoord over tuinbouw-C.A.O. 1977-1978 van natuur naar cultuur O, ns begrip tuin vindt haar oorsprong in een ver verleden. Onze voorvaderen vestigden zich op de toen nog woeste gronden en "tuinden" hun aan de wildernis ontworstelde perceeltjes, ter bescherming tegen o.a. allerhande beestespul met een of andere afrastering af. De natuur zoals zij die aantroffen was niet geschikt voor het gebruik dat zij van de grond wilden maken. Binnen hun omtuinde ruimte schiepen zij zich de omstandigheden waarin de benodigde leeftocht tot wasdom kon komen. In de daarna elkaar opvolgende cultuurperioden wijzigde met de overige zeden en gewoonten ook steeds het gebruik dat van de tuin werd gemaakt en de stijl waarin de tuin werd aangelegd. Bouw- en tuinkunst gingen nauw samen en afhankelijk van de heersende school werd meer en minder in de natuur ingegrepen. Er was een tijd dat een plant op alles mocht lijken behalve op een plant, (geschoren vormen van Taxus, Buxus e.d.) en er was een tijd dat een tuin tot een quasi natuurlijk romantisch lanschapje werd verheven (de Cottage-stijl met veel treur- en zuilvormen, waterloopjes, prieeltjes e.d.). Massaal, monotoon en de reaktie ooral in de tijd na de tweede wereldoorlog werd de tuinaanleg makelijker en strakker. De grootschaligheid van de woningbouw kreeg ook in tuinen en plantsoenen vorm. Grote strakke vlakken beplant met soms één of slechts enkele plantesoorten leidden tot nogal monotone, saaie beplantingen. Van de kant van degenen die toch al streden tegen milieu vervuiling door o.m. het gebruik van bestrij dingsmiddelen en kunstmest werd de roep om alternatieve beplantingen steeds luider. Het credo dat de natuur haar eigen gang moest kunnen gaan werd als leidraad bij het aanleg gen van tuinen en plantsoenen sterk aangepre zen. verkregen belangstelling verleidde de inspira toren van de "laat maar groeien politiek" tot het verspreiden van opvattingen waarin soms fantasie en werkelijkheid niet meer te onder scheiden waren. Nauwelijks gehinderd door kennis van zaken werden stellingen geponeerd die de proffessionele groenmensen de haren ten berge deden rijzen. Het grote misverstand Daar de wijze waarop het grote ongenoegen met de bestaande toestand werd geprocla meerd en door de als reëlë mogelijkheden ver kochte wensdromen, kon bij velen het idee postvatten dat ook hun tuin op simpele wijze tot een idyllisch natuurgebiedje herschapen zou kunnen worden. Tijd en ruimte gretigheid waarmee de publiciteitsmedia zich gretigheid waarmee de publiciteitsmedia zicö van dit nostalgisch reveil meester maakten, bracht een kennelijke onvrede met de geldende wijze van groenvoorziening aan het licht. De emakshalve wordt er in dit verband nogal eens voorbij gegaan aan de vraag wat is natuur eigenlijk, waar praten we over als we de natuur in onze tuin haar gang willen laten gaan en wat bedoelen we als we een zogenaamde natuur lijke tuin willen. Wanneer we de natuur haar gang willen laten gaan dan is daarvoor tijd en ruimte nodig. Meer tijd eigenlijk dan een mensenleven lang is en meer ruimte dan waarover de doorsnee tuin beschikt. Beginnen we met een maagdelijk stuk grond, dan zullen zich afhankelijk van de vruchtbaar heid van de grond, het klimaat, de grondwa terstand e.d. bepaalde plantesoorten vestigen. Die eerstelingen zijn doorgaans kruiden die bijv. als kweekgras en brandnetels gedurende vele jaren de eerste fase van zo'n natuurlijke ontwikkeling vormen. Onder invloed van die eerste plantengroei wijzigt na verloop van tijd de bodemvruchtbaarheid en andere sektoren waardoor in die zich wijzigende omstandighe voorlopig weinig in ziet veranderen, krijgt al gauw genoeg van die natuurlijke beplanting en zal zelf de ordening van zijn stukje natuur of tuin ter hand nemen. Want een tuin een wat natuurlijk karakter geven behoort wel tot de mogelijkheden. We moeten daartoe zelfinitia tieven nemen, ingrijpen en begeleiden. We kiezen eenvoudige planten die in het mi lieu waarin we ze plaatsen van nature thuisho ren. We groeperen ze op een ongedwongen maar niet chaotische wijze. We houden reke ning met de eisen die planten aan hun omge ving stellen, geven ze de ruimte die ze nodig hebben en omdat planten in de natuur in be paalde levensgemeenschappen samenleven doen of proberen dat althans we dat ook in onze tuin. Terug naar de natuur O p deze manier kunnen we van onze tuin het stukje natuur maken zoals we dat zelf graag zien. Gebruikmakend van de ingrediënten van de natuur proberen we de natuur min of meer na te bootsen maar hoeden ons voor kitserige oplossingen. Het lijkt wellicht makkelijk maar dat is het zeker niet. Het kost meer tijd, energie en de bereidheid om kennis van zaken op te doen dan met de conventionele tuin het geval is. Voor wie de moeite neemt om zich in de mogelijkheden van de eigen situatie te verdie pen en met vallen en opstaan probeert zo'n stukje natuur te realiseren, kan het een zeer boeiende weg weg met interessante resultaten. We hebben dan de lange weg terug gemaakt naar onze voorvaderen. Zij ontworstelden cul tuurgrond aan de natuur terwijl wij van die gecultiveerde toestand weer natuur willen "maken". Beveland b.v. C.J.Nouse den de vestigingsvoorwaarden voor andere plantesoorten ontstaan. In die elkaar beïnvloe dende processen ontstaat een zekere ordening, er ontstaan struiken en nog weer later bomen. Tenslotte vormt zich een eindfase dat als een harmonisch geheel ons in het landschap zo weldadig voorkomt en dat wij dan onze fraaie natuur noemen. Alvorens zo'n harmonische geheel echhter werkelijk is zijn er vele tiental len tot soms honderden jaren voorbijgegaan. Natuur zelf ordenen In de Sociale Commissie Tuinbouw van het Landbouwschap is in principe overeenstemming bereikt over een nieuwe C.A.O. voor de Tuinbouw met een looptijd van 1 januari 1977 t/m 28 februari 1978. Behoudens goedkeuring door het Loonburo. Daarbij zijn de volgende wijzigingen ten opzichte van de C.A.O. 1975-1976 overeengekomen: 1De loontoeslag van 1 juli 1976 van 6,92 per week wordt met ingang van 1 januari 1977 in de tijdlonen verwerkt. 2. Per 1 januari 1977 worden de tijdlonen verhoogd met een prijscompensatie van 2,5% waarbij een minimum van 9,63-per week wordt aangehouden (per procent prijsstijging 200,- op jaarbasis). 3. Behalve met de prijscompensatie zullen de lonen per 1 januari 1977 met 1,35% en per 1 juli 1977 met 0,5% worden verhoogd. 4. De nieuwe C.A.O. zal een looptijd hebben van 1 januari 1977 t/m 28 februari 1978. 5. In de C.A.O. wordt een indexeringsclausule opgenomen, gebaseerd op de ontwikkeling van het zg. geschoonde prijsindexcijfer in de periodes november 1976-mei 1977 en mei 1977-november 1977 en met toepassing van een minimum procent prijsstijging van 200,— op jaarbasis. 6. De vakantietoeslag wordt met ingang van 1 januari 1977 met 0,25% verhoogd tot 8%. Over de periode 1 maart 1977 t/m 28 februari 1978 zal een minimum vakantietoeslag gelden van 1640,- bruto. 7. De weekendvergoeding (art. 25 oude C.A.O. 1975-1976) wordt verhoogd tot 100,— De diploma toeslagen (art. 26 oude C.A.O.) worden met 5% verhoogd. De afstandsvergoeding bij een afstand van 5 t/m 10 km wordt verhoogd van 1,- tot/ 1,50en die bij een afstand van 10 t/m 15 km van 1,25 tot/ 2,- per dag. 8. Voor jeugdige werknemers, waaronder te verstaan degenen die op 1 maart 1977 jonger zijn dan 18 jaar, wordt het aantal vakantiedagen met 1 dag uitgebreid tot 24 dagen. 9. Artikel 42 van de oude C.A.O., waarin o.a. de wachtdagen bij ziekte zijn geregeld, wordt redactioneel aangepast aan de regeling in het wachtdagenbesluit ziektewet van het A.S.F. 10. In de C.A.O. wordt een bepaling opgenomen op grond waarvan de werkgever die gebruik maakt van een vergunning tot werktijdverkorting verplicht is het loon van de betrokken werknemer(s) aan te vullen tot 100% van het netto-loon. 11. Het tijdloon van de ongeschoolde zal steeds gelijk zijn aan het wettelijk minimumloon. Ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers zijn verder nog de volgende afspraken gemaakt: a. De Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap wordt gevraagd zich voor juli a.s. te beraden op de mogelijkheid van verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 64 of 63 jaar. b. Ook naar de Hoofdafdeling Sociale Zaken verwezen is het voorstel van de werknemersorganisaties om bij ontslag van vaste werknemers, evenals dat voor de losse werknemers het geval is, te komen tot het vereiste van een ontslagvergunning. c. De Hoofdafdeling Sociale Zaken wordt verzocht na te gaan of vanuit de land- en tuinbouwsector kan worden meegewerkt aan het meer doorzichtig maken van de arbeidsmarkt door de melding van vakatures voor de werkgever verplicht te stellen. Ook wordt nadere studie gevraagd over de wijze waarop de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen kan worden verbeterd. d. De Sociale Commissie Tuinbouw zal zich op korte termijn nader beraden op de uitbreiding van de werkingssfeer van de C.A.O. tot bedrijfsleiders en op een aanpassing van de regeling van aanvang en einde van de arbeidsdag. e. De Sociale Commissie Tuinbouw is van mening dat de betaling van het vrijaf van een werknemer vuui het bezoeken van de bondsraads en vakgroepsvergaderingen van de werknemersorganisaties uit de mid delen van de S.T.I.V.O.S. (Stichting ter ondersteuning van de Activiteiten op het gebied van de Voorlich ting, de Vorming en de Scholing van Werknemers in de Landbouw) dient te geschieden. Dit zal aan de S.T.I.V.O.S. worden meegedeeld. Met ingang van 1 januari 1977 gelden de volgende lonen en vakantiebonwaarden per week: Voor vaste werknemers tot 65 jaar: a. In de functieklassen van Ongeschoolde Geoefende 22 t/m 64 jaar 21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar en jonger 354,90 330,05 298,10 266,20 230,70 195,20 382,65 355,85 321,45 287,00 248.70 210,45 Vakarbeider 404,00 375,70 339,35 303,00 262,60 222,20 b. In de functieklassen van voorman en specialist: Voorman 2-6 werknemers Voorman meer dan 6 werknemers 426,80 449,45 Voor losse werknemers tot 65 jaar: a. In de functieklassen van Ongeschoolde Geoefende Vakarbeider 22 t/m 64 jaar 367,70 396,45 ƒ418,55 21 jaar 341,95 368,70 389,25 20 jaar 308,85 333,00 351,60 19 jaar 275,80 297,35 313,90 18 jaar 239,00 257,70 272,05 17 jaar en jonger 202,25 218,05 230,20 b. In de functieklassen van voorman en specialist: Voorman 2-6 werknemers Voorman meer dan 6 werknemers 442,15 465,60 Specialist min. 449,45 Specialist min. 465,60 V akan tiebon w aarden De aan losse werknemers te verstrekken vakantiebonwaarden bedrage Leeftijd Ongeschoolde Geoefende Vakarbeider 22 jaar en ouder 76,30 82,30 86,80 21 jaar 71,00 76,50 80,70 20 jaar 64,10 69,10 72,90 19 jaar 57,20 61,70 65,10 18 jaar 49,60 53,50 56,40 18 jaar 55,00 59,30 62,60 17 jaar en jonger 46,50 50,20 52,90 Voorman 2-6 werknemers Voorman meer dan 6 werknemers 91,70 96,60 Specialist min. 96,60 ♦Voor hen die bij de aanvraag van het contractjaar de 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt. 19

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 19