Geïntegreerd voortgezet onderwijs Diskussie over het voortgezet onderwijs ten plattelande Verworvenheden agrarisch onderwijs inbrengen in middenschool ONDERWIJS NOTITIES Schoolwerkplan NIEUWE BROCHURE "P.B.O., HOEZO?" VERSCHENEN onder redaktie van L. Anderson Een geïntegreerd voortgezet onderwijs (g.v.o.) met een kursusduur van drie jaar voor èlle leerlingen, die de basisschool verlaten. Dat is de kern van de wetgeving voorbereidende nota die minister dr. J.A. van Kemenade en staatssekretaris drs. W.J. Deetman zullen presenteren. Deetman lichtte al een tipje van de sluier op tijdens vergaderingen van het Nederlands Genootschap van Leraren en de Middenschoolvereniging. De doelstellingen van het g.v.o., zoals die in de nota zullen worden weergegeven zijn grofweg: een voortgezette basisvorming, aansluitend op het basisonderwijs. Deze moet leerlingen in staat stellen zich later zelfstandig in de maatschappij te handhaven; voorbereiding op de keuze van verdere studie en van een beroep. Deze doelstellingen vergen tenmin ste een driejarige periode van geïn tegreerd voortgezet onderwijs. Maar daarvoor zijn ook nog andere rede nen. In de nota zal worden uitgegaan van afzonderlijke scholen voor g.v.o. Scholen met slechts twee leerjaren zijn volgens de bewindslieden niet levensvatbaar. Geïntegreerd voort gezet onderwijs met een kursusduur van vier leerjaren is ook afgewezen. Allereerst omdat het eindniveau van het onderwijs in de tweede fase ge handhaafd dient te worden, zonder een forse verlenging van de leerweg. Bovendien is het moeilijk - ook gelet op ervaringen in het buitenland - leerlingen op een zinvolle wijze lan ger dan tot het veertiende a vijftiende levensjaar in dezelfde vakken te on derwijzen. Er zullen voor het g.v.o. eindtermen worden gesteld, die in een algemene maatregel van bestuur zullen worden vastgelegd. "Het is wenselijk", aldus de staatssekretaris, "dat in het g.v.o. wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk ontwikkelingsniveau van alle leerlingen. Het gaat hier dus om een basisvorming voor iedere Ne derlander. Daarom zijn eindtermen Dr.Ir. P.K. Schenk. nodig. Deze eindtermen moeten ge zien worden als minimumstreefrich- ting en dienen daarom konkreet en per vak- of leergebied te worden ge formuleerd. Iedere leerling moet tenminste op dat minimum worden gebracht. Dit wil echter ook zeggen, dat indien leerlingen verder kunnen komen dan de eindtermen aangeven, dat ook zal moeten gebeuren. Daar voor zal differentiatie binnen het g.v.o. noodzakelijk zijn. Die differentiatiemogelijkheden vereisen de mogelijkheid van een per leerling verschillende studieduur. Daarom wordt uitgegaan van een kursusduur van drie jaar en een maximale inschrijvingsduur van vier jaar. Dit laatste onder meer voor leerlingen die binnen drie jaar de gestelde minimum-eindtermen niet hebben gehaald. Overschrijding van de kursusduur zou wel moeten geschieden op basis van in de wet vastgelegde kriteria. In het g.v.o. zullen niet alleen de cognitieve ontwikkelingen, maar meer dan nu ook de kreatieve, de technische/manuele en de sociale en emotionele ontwikkelingen van de leerlingen aandacht krijgen. Dit moet vooral tot uitdrukking komen in het onderwijsaanbod van het g.v.o., dat overigens primair een zaak is van de school zelf. De school legt dit vast in het schoolwerkplan, waaraan echter door de overheid wel randvoorwaarden zullen worden ge steld. Alle voorwaarden waaronder een school werkt en alle middelen waar mee de school is toegerust, dienen optimaal afgestemd te zijn op het on derwijsleerproces. Kern van die af stemming dient het schoolwerkplan te zijn. Dat geeft een beredeneerd overzicht van de organisatie en de inhoud van het onderwijs. Het geeft bovendien aan onder welke omstan digheden en op welke wijze de be trokken school onderwijsleerproces sen inricht en uitvoert. Deetman wees in zijn toespraken op de diskussie, zoals die tot nu toe is gevoerd over dè middenschool, of hèt geïntegreerd voortgezet onderwijs, "alsof onderwijskundig gezien het duidelijk zou zijn wat een dergelijk schooltype precies inhoudt. Een der gelijke gang van zaken is niet goed. De middenschool - of zo U wil het geïntegreerd voortgezet onderwijs - bestaat niet." Het is daarom volgens hem onmoge lijk en onwenselijk om de diskussie te voeren vanuit de tegenstelling pro of contra de middenschool. Daarom zal de nota worden uitgebracht waarin precies en konkreet is aangegeven wat de bewindslieden bedoelen met het ene schooltype na de basisschool. Over deze nota zal in 1982 overleg worden gevoerd met vooral het on derwijsveld. Dat overleg is geen slik- ken-of-stikken overleg met onwrik bare standpunten. Er is een vol jaar voor dat overleg uitgetrokken. Lan ger is volgens de bewindslieden niet nodig en niet wenselijk, wil besluit vorming nog binnen deze kabinet speriode mogelijk zijn. De staatssekretaris besloot zijn toes praken met enige opmerkingen over de tweede fase van het voortgezet onderwijs. "Voor wat betreft het be roepsonderwijs zal een nadere uit werking plaatsvinden, waarbij het vernieuwde middelbare beroepson derwijs zoals dat is aangeduid in het ontwikkelingsplan voortgezet onder wijs, uitgangspunt is", aldus de be windsman. Met betrekking tot het a.v.o. zei de staatssekretaris: "In de nieuwe struktuur zijn deze scholen de scho len voor algemeen onderwijs, dat wil zeggen: niet beroepsgericht onder wijs, dat aansluit op het driejarig geïntegreerd voortgezet onderwijs". Het ligt in de bedoeling dat in een nieuw stelsel van voortgezet onder wijs deze onderwijsvormen gehand haafd blijven. Het gaat uit van de stromen met eigen doelstellingen, c.q. eindtermen. Dit impliceert onder meer", aldus de staatssekretaris, "dat de mogelijkheid van een gymnasiale opleiding gehandhaafd blijft. Voorts geldt het uitgangspunt dat het eindniveau van wat nu m.a.v.o./h.a.v.o, en v.w.o. heet, voor de opleidingen in de nieuwe opzet tenminste gehandhaafd dient te blij ven. In verband hiermee vindt er nog na dere studie plaats voor de minimaal nodige kursusduur van de bedoelde opleidingen". De daling van het aantal leerlingen bij het basisonderwijs zal ongeveer vanaf 1983 ook doorwerken bij het voortgezet onderwijs. Landelijk zal de daling rond de 30% liggen. Ook Zeeland zal niet aan een aanmerkelijke daling ontkomen, zij het per regio nogal verschil lend. In het kader van het Proefprojekt Voortgezet Onderwijs Zeeland zijn door het ET1 en het Prov. Opbouworgaan Stichting Zeeland prognoses opgesteld van het aantal leerlingen voor de scholen voor l.b.o., a.v.o. en w.v.o. in Zeeland voor de periode 1982/1992 waaruit deze daling dui delijk blijkt. "Als het geïntegreerde voortgezet onderwijs, ook voortgezet basison derwijs of middenschool genoemd, wordt ingevoerd, zal het landbouw onderwijs niet buiten de ontwikkelingen kunnen en willen blijven". Dit zei dr. ir. P.K. Schenk, direkteur Landbouwonderwijs van het mi nisterie van landbouw en visserij tijdens de opening van de nieuwe Lagere Agrarisch School te Maartensdijk op 20 januari 1982. Naast deze teruglopende leerlinge naantallen is er dus nog het aspekt van de te verwachten ontwikkelingen naar geïntegreerd voortgezet onder wijs. Waar de Minister van Land bouw de toekomstige Wet op het Vervolgonderwijs mede zal onderte kenen is het vanzelfsprekend, dat ook de lagere agrarische scholen bij deze ontwikkelingen ten nauwste betrok ken worden en hierop moeten inspe len. Besturenorganisaties zullen moeten trachten de verworvenheden van het huishoud- en nijverheidsonderwijs en her agrarisch onderwijs in te brengen in de nieuwe struktuur. Tal van vragen komen daarbij aan de orde zowel van organisatorische als van onderwijskundige aard. Ook de Onderwijskommissie van het K.N.L.C. gaat zich over deze materie beraden en zal ernaar streven - voor uitlopend op de behandeling van de te verwachten diskussienota - een voor lopig standpunt te bepalen over de toekomstige ontwikkeling van het aan de zorgen van de landbouworga nisaties toevertrouwde onderwijs. Moet de Mammoet verdwijnen? Als de huidige bewindslieden van O. en W. hun zin krijgen, worden de scheidslijnen tussen de verschillende J.A. van Kemenade (P.v.d.A.) Onder wijs en Wetenschappen. schooltypen in de eerste fase van het voortgezet onderwijs weggevaagd. Daarvoor in de plaats moet dan geïntegreerd voortéezet onderwijs (of zo u wilt: middenschool) komen. Van Kemenade kondigde aan dat de tijd van redevoeringen voorbij is en dat de tijd van daden is aangebroken. "Niet voor niets", aldus de minister, "begint het regeerakkoord van dit kabinet de passage over onderwijs met de zin: "Het beleid is gericht op doorbreking van de kategorale, dat wil zeggen gescheiden, opbouw van ons voortgezet onderwijs". Dat is de inzet waar we voor staan. Niet alleen de minister, maar in diepe overtui ging ook de staatssekretaris". Dr. Schenk benadrukte dat in het toekomstige geïntegreerde voortge zet onderwijs een evenwichtig vor mingsaanbod voor hoofd, hart en hand moet worden aangeboden. Verworvenheden als praktische en technische handvaardigheid, beroe- penoriëntatie en een agrarisch prak- tikum rond plant en dier zouden in het leerplan van de middenschool moeten worden opgenomen. Voor leerlingen die thans het lager be roepsonderwijs volgen, is dit van we zenlijk belang. "De plannen voor het geïntegreerd voortgezet onderwijs eisen daarom van ons landbouwonderwijs een in tensief meedenken", aldus de direk teur, "opdat essentiële zaken van ons lager agrarisch onderwijs niet verlo ren gaan". Dr. Schenk maakte verder bekend dat de laatste 10 jaar een verschui ving heeft plaatsgevonden in het ty pe leerlingen dat lager landbouwon derwijs volgt. Aan het eind van de zestiger jaren was nog 80% van hen afkomstig uit de boeren- en tuin derswereld, terwijl in 1980 zo'n 70% uit niet-agrarische kringen kwam. Mede daardoor is het aantal leerlin gen in de afgelopen acht jaar ver dubbeld tot 28.000. Meisjes, die vroeger bij uitzondering dit onder wijs volgden, vormen nu 25% van het aantal. Dit veranderde aanbod van leerlin gen die van huis uit de leefwereld van land- en tuinbouw niet kennen, noodzaakt tot een bredere oriëntatie op de vakgebieden in land- en tuin bouw. Het daarop gerichte experi ment "Verbreding Vakrichtingen" wordt binnenkort afgesloten. Het verbrede programma biedt de leer lingen in het tweede en derde leer jaar onderricht in plantenteelt, die- renhouderij en de verwerking van agrarische produkten, waarna in het vierde leerjaar gekozen kan worden voor vijf studierichtingen. Dit pro gramma wordt in fases ingevoerd. Een Plan-Ontwikkelings- en Advies Commissie (POAC) zal adviseren welke school de verbrede vakrichting mag invoeren. De nieuwe Lagere Agrarische School in Maartensdijk start per 1 augustus 1982 met een afdeling individueel lager onderwijs (ILO). Dergelijke afdelingen zijn thans aan 40 lagere agrarische scholen verbonden. Dr. Schenk acht enige verdere uitbrei ding van dit type onderwijs nog mo gelijk. hoewel voorzichtigheid is ge boden, omdat zo veel mogelijk leer lingen zich in het reguliere onderwijs moeten kunnen ontplooien. Onder de titel "P.B.O., hoezo?" is dezer dagen een door het P.B.O.- Voorlichtingskontakt samengestelde brochure verschenen over de publie krechtelijke bedrijfsorganisatie (P.B.O.) in Nederland. Deze brochu re komt in de plaats van een in 1965 door de Overheid uitgegeven brochu re, welke inmiddels sterk was verou derd. Tot de uitgave van deze nieuwe bro chure werd gekomen, gezien de re gelmatige verzoeken om informatie over de P.B.O. De thans verschenen uitgave (16 pagina's) is voor 1,90 per stuk verkrijgbaar bij de S.E.R. en bij de produkt- en bedrijfschappen. 25

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 25