De maand september op het
Zuidwestelijk landbouwbedrijf
Bruine bonen
Zaaiuien
Aardappelen
Rooien
Bewaring
Suikerbieten
Grondonderzoek op het
bietecysteaaltje en
grondontsmetting
Abonnement
Konsulentschap voor de Akkerbouw
en de Rundveehouderij te Goes
De maand september is een drukke periode op het akkerbouwbedrijf. In korte tijd moet er veel werk verzet
worden. De oogst van de konsumptie-aardappelen en zaaiuien, het dorsen van de bruine bonen en het begin
van de suikerbietenoogst vragen meer werk dan de graanoogst in augustus. De droge en warme zomer heeft
de oogst van vrijwel alle gewassen een veertien dagen vervroegd in vergelijking met de laatste jaren. De
meeste bruine bonen zullen dan ook reeds in de tweede helft van augustus geoogst zijn. De kg-opbrengsten
van de gewassen zijn tot nu toe goed tot zeer goed geweest. Ook de suikerbieten beloven een zeer goede
opbrengst zodat de kampagne vroeg zal beginnen. De uien en aardappelen zijn half augustus reeds behoorlijk
aan het afsterven zodat tijaig en hopelijk ook onder goede omstandigheden geoogst kan worden. De kwaliteit
van deze gewassen is voor ons als exportland erg belangrijk. Een gelijkmatige afrijping met weinig dikhalzen
in de uien en weinig of geen doorwas in de aardappelen doet vermoeden dat ook een goede kwaliteit geoogst
kan worden mits hieraan de nodige zorg wordt besteed.
Verder worden deze maand weer al heel wat werkzaamheden uitgevoerd als voorbereiding op oogst 1983
zoals stoppelbewerkingen, zaailand ploegen voor de wintergranen, inzaai Engels raaigras, najaarsbemesting
met kali en het uitvoeren van een grondontsmetting die in het Zuidwesten veelal gericht is op bestrijding van
het bietecysteaaltje.
Bij bruine bonen vraagt de oogst on
ze volle aandacht, vooral met het oog
op dorsen, uit het zwad en de dors-
beschadiging in verband met de
kwaliteit. Kort na het maaien ruite-
ren is arbeidsintensief doch geeft
minder risiko. Vooral bij late gewas
sen en onregelmatig afrijpende ge
wassen op zware gronden is dit
noodzakelijk in verband met droog-
kosten en kwaliteit. Bij tijdige en re
gelmatige afrijping kan heel goed uit
het zwad worden gedorst. Men dient
dan wel langer te wachten met
maaien of schoffelen. Op stam
staande bonen lopen vrijwel geen
weerrisiko. Na het maaien binnen
enkele dagen dorsen geeft de beste
resultaten. Met de maaidorser valt
het niet mee zeker onder droge om
standigheden om zonder beschadi
ging te kunnen dorsen. Het vochtge
halte binnen een partij is vaak erg
heterogeen. Bij gebruik van de
maaidorser dienen de nodige aan
passingen te worden gedaan, zoals:
- geen scherpe slaglijsten,
- ruime mantelopeningen,
- geen scherpe randen aan de vij
zels en voldoende ruimte tussen
de vijzel en de bodem van de af
voerpijp,
- laag trommeltoerental met be
houd van het toerental van de
schudders.
Tracht bij het rooien van aardappelen zolang mogelijk grond op de
opvoerketting te houden.
De laatste jaren worden hiervoor met
veel sukses met name in Zeeuws-
Vlaanderen aangepaste Mobil-Viners
gebruikt, die zowel uit het zwad als
uit de ruiter goed werk leveren, een
onbeschadigd produkt met vrijwel
geen grond. Hoewel een hoog vocht
gehalte voor het dorsen op zich geen
bezwaar vormt, is met het oog op de
droogkosten en behoud van een goe
de kleur een vochtgehalte van 28%
wel het maximum.
Met het oog op de noodzakelijkheid
van een grote export en vooral de
prijsvorming op de exportmarkten
verdient de kwaliteit van de uien
meer onze aandacht. Hierbij gaat het
bij de oogst vooral om twee dingen,
namelijk de kleur en de beschadi
ging. Uitgangspunt is natuurlijk een
gezond en regelmatig gewas, terwijl
het weer tijdens de oogst erg van in
vloed is (denk aan 1981).
Wanneer tijdig d.w.z. 3 4 weken
voor de oogst gestopt is met de
schimmelbestrijding en er niet te veel
stikstof is gestrooid, kan ook tijdig
met de oogst worden begonnen.
Verkleuring van de uien treedt voor
al op tijdens het rooien en de veld-
droogperiode en later nog tijdens de
opslag als gevolg van broei. Voor
behoud van de goede kleur dient het
streven gericht te zijn op vroeger
oogsten zonder velddroogperiode of
met een korte velddroogperiode. Het
is dan noodzakelijk dat vooraf het
loof geklapt wordt tot een lengte van
10 cm boven de bol. Hiermee
dient begonnen te worden als het
loof voor ongeveer 75% is afgestor
ven. Dit op een wat vroeger tijdstip
oogsten kan een opbrengstvermin
dering geven van enkele procenten
maar dat weegt niet op tegen de be
tere kwaliteit. Het loofmaaien moet
uitgevoerd worden vlak voor het
rooien. Bij direkt binnenbrengen is
drogen met verwarmde lucht nood
zakelijk. De luchtverhitter moet de
buitenlucht 10 graden C kunnen
opwarmen tot max. 25 graden C.
Bij een korte velddroogperiode van
enkele dagen tot een week heeft hij
goede regelmatige partijen kontinu
drogen met buitenlucht ook heel
goede resultaten gegeven.
Bij deze werkwijze met loofmaaien
geeft het rijpadensysteem de nodige
ruimte om door het gewas te rijden.
Ook bij 37,5 cm rijenafstand kan met
erg smalle banden en nauwkeurig
werken dit systeem worden toege
past. Bolbeschadiging dient voorko
men te worden door nauwkeurig
werken met smalle banden op de
juiste spoorafstand, lage kettingsnel
heid van rooier en opraper en lage
valhoogtes. Het rooien zonder veld
droogperiode is alleen geschikt voor
gezonde percelen met een regelma
tige afrijping en weinig dikhalzen en
pijpers. Het tijdstip van de uienoogst
is dus erg belangrijk en dient dan ook
voorrang te hebbe boven de aardap
peloogst die immers niet op enkele
dagen aankomt.
Phythophthora hebben we dit jaar
niet gezien. Het tijdstip van dood
spuiten zal dan ook, zoals de laatste
jaren, afhangen van het tijdstip
waarop men denkt te gaan rooien.
Ook de stand van het gewas en de
groei die men nog mag verwachten
spelen een rol. Gezien het reeds in
augbstus snel aftakelen van de ge
wassen mag verwacht worden dat de
oogst dit jaar eerder zal vallen. Al
leen de late gewassen op de zware
gronden zullen nog voldoende kun
nen profiteren van de regen van om
streeks half augustus. Gezien de er
varingen van de laatste paar jaren is
het duidelijk dat september toch de
opgstmaand is voor de aardappelen.
Opschuiven naar oktober geeft te
veel risiko's. Ook in verband met tij
dig kunnen ploegen en zaaien van
wintertarwe onder goede omstan
digheden dienen de aardappelen in
september gerooid te worden.
Dat houdt in dat we tijdig moeten
doodspuiten, minimaal 14 dagen voor
het rooien in verband met afharding
en een goede schilvastheid. Dit jaar
zal er na begin september ook niet
veel meer bijgroeien op de meeste
percelen.
Tijdens het rooien en inbrengen is de
zorg om de kwaliteit erg belangrijk.
Dit is niet alleen een kollektief be
lang. Ook individueel hebt U als te
ler belang bij een kwalitatief goede
partij aardappelen. Bij de afzet
wordt door de kollekterende handel
in toenemende mate direkt naar
kwaliteit uitbetaald of komt dit indi-
rekt in de prijs tot uiting, daar de
handel zelf veelal wel op kwaliteits
regeling levert aan de verwerkende
industrie. Wat U bij het rooien zelf
aan kwaliteit kunt doen, was en is te
zien op enkele regionale rooidemon-
straties in dit kader in het Zuidwes
ten.
Stel de loofklapper goed af, beter
wat te hoog dan te diep.
De spoor- en bandbreedte van de
wagens bij het opzetten van het
perceel zijn eveneens van belang,
zij het niet zo eenvoudig op te
lossen.
De rooi- en opvoerketting zo
langzaam mogelijk laten draaien.
De kettingsnelheid dient onge
veer even groot te zijn als de rij
snelheid. De kettingsnelheid en
rijsnelheid dienen dus goed op
elkaar te zijn afgestemd, afhan
kelijk van de rooi-omstandighe-
den en de vochtigheid van de
grond.
Tracht zo lang mogelijk grond op
de opvoerketting te houden.
De opvoerketting niet of zo wei
nig mogelijk laten schudden.
De maat van de zeefketting af
stemmen op de grondomstandig-
heden.
Bij droge, scherpe kluiten is rooi
en gevaarlijk.
Valhoogtes niet groter dan 40 cm
aanhouden.
Het gebruik van een valbreker in
de wagen is een goed hulpmiddel.
Stortbak en transportbanden niet
steeds leegdraaien.
Bij het vullen van de bewaarplaats
stortkegels voorkomen. Een goede
boxenvuller kan, mits regelmatig
verplaatst, goed werk leveren. Mits
regelmatig verdeeld is 10 a 15%
grond tussen gezonde aardappelen
geen bezwaar. De storthoogte mag
maximaal 4 meter zijn. Bij nog gro
tere hoogten neemt de kans op
drukplekken toe. Aardappelen die
tijdens het rooien of het transport in
de wagen natgeregend zijn, niet bij
andere partijen opslaan. Deze zijn
namelijk niet of zeer moeilijk houd
baar. Zet deze vrachten liever direkt
af.
Slechte partijen met rotte knollen of
waterzakken moeten direkt na het
binnenbrengen veel worden geventi
leerd. Natte partijen moeten direkt
worden gedroogd. Droge en gezonde
partijen behoeven niet te worden
gedroogd. Wel enige uren ventileren
De ontwikkeling van de knolselderij is tot nog toe achtergebleven. Bestrijding
van bladvlekkenziekte en wantsen vraagt nu nog de aandacht, evenals een
aanvulling van de stikstofgift.
Zorg er voor dat er zowel bij het
rooien als bij het transport zo weinig
mogelijk beschadiging optreedt. De
aardappelen zitten alle goed en vrij
van blauw in de rug. Wel is de ene
partij gevoeliger voor stootblauw en
rooierslag als de andere partij, af
hankelijk van het droge stofgehalte,
kaliumgehalte en temperatuur in de
knollen. Toch kan men in iedere
partij wel blauw veroorzaken. Het is
van belang om op de volgende fak-
toren te letten:
- Gebruik een passende spoor
breedte en smalle banden (max. 25
cm) ter voorkoming van bescha
diging van knollen in de ruggen
bij zowel het loofklappen als bij
het rooien.
voor luchtverversing en om tempe
ratuurstijging tegen te gaan. Gedu
rende de heelperiode, de eerste 14
dagen, zo weinig mogelijk ventileren
om gewichtsverlies tegen te gaan. De
heling en verkurking van de wonden
verlopen het snelst bij ongeveer 15
graden C en een hoge luchtvochtig
heid. Om kiemremming tegen te
gaan kan poeder of een vloeibaar
middel worden gebruikt. Poedervor-
mige middelen toegepast bij het in
brengen geven een goede kiemrem
ming doch kunnen huidirritatie ve
roorzaken wat vooral voor de ver
werkende industrie een groot be
zwaar is. Het treedt vooral op bij
poederen van natte en ontvelde par
tijen. Vloeibare middelen verdienen
daarom de voorkeur.
Zij kunnen in drie keer worden toe
gepast en geven eveneens prima re
sultaten indien maar tijdig begonnen
wordt. De eerste behandeling uitvoe
ren 2-3 weken na de oogst. De voor
naamste oorzaak van minder goede
resultaten met vloeibare middelen is
meestal dat te laat wordt begonnen.
De eerste suikerbieten zullen vermoe
delijk reeds half september afgeleverd
worden. Percelen waar de groei niet
optimaal meer is komen het eerst in
aanmerking om te rooien. Vroeg
rooien kan ook van invloed zijn op het
eventueel nog zaaien van een volgge-
was, zoals bijvoorbeeld Engels raai
gras of wintertarwe. Gezonde gewas
sen kunnen nog veel in gewicht toene
men maar denk erom dat regelmatig
gerooid en geleverd wordt. Rooien in
een erg laat stadium geeft vaak extra
kosten en rooiverliezen, meer slijtage
van de rooimachines en niet te verge
ten onnodig struktuurbederf van de
grond. De bietenoogstmachines die
nen goed afgesteld te zijn om kop- en
grond tarra niet te hoog te doen oplo
pen. Dit laatste geeft problemen op de
fabriek en een financiële afstraffing
voor de betreffende teler. Elke ton
grond kost IJ immers f 10,— Bij een
netto-opbrengst van 50 ton suikerbie
ten per ha betaalt U bij
tarra: f 55,55 per ha
tarra: f 125,— per ha
30% tarra: f 214,50 per ha
Probeer de oogstverliezen binnen de
perken te houden. Deze verliezen be
staan uit:
- verliezen door te diep koppen of
ontbladeren,
- verliezen in de grond doordat de
wortel breekt bij het lichten,
- verliezen op de grond door het
omduwen van de biet, die dan niet
meer wordt opgeraapt.
Het gebruik van een verharde stort
plaats wordt steeds meer een vereiste.
Dit jaar hebben we veel percelen ge
zien waar het bietecysteaaltje "sla
pende" bieten veroorzaakte. Bij het
faktoranalyse-onderzoek kwam dit
aaltje als de belangrijkste oorzaak
van verschil^n in kg-opbrengst naar
voren.
Natuurlijk speelt dit jaar, met name
op verdrogende grond, verdroging
en tijdelijk een (te) sterke verdam
ping ook een rol. Om zeker te zijn
van de aanwezigheid van aaltjes is
grondonderzoek noodzakelijk. Ook
voor de afweging of een eventuele
grondontsmetting nodig en finan
cieel verantwoord is, is het vaststel
len van de aaltjesbezetting door
middel van grondonderzoek onmis
baar. Op de percelen waar men in
1983 bieten wil telen had dit onder
zoek al eerder moeten plaatsvinden,
althans als men op basis hiervan een
grondontsmetting wil uitvoeren. Dat
wil natuurlijk niet zeggen dat men
met het oog op een juiste perceels
keuze in 1983, nu géén monsters
meer kan laten nemen. Integendeel,
als men van de pèrcelen die in 1983
in aanmerking komen voor bieteteelt
de aaltjesbezetting niet goed kent en
men ook maar enige twijfel heeft wat
betreft risiko's door aaltjes, dan dient
men nog en nu metéén, monsters te
laten nemen. Men kan dan alsnog
gebaseerd op konkrete gegevens het
meest geschikte perceel kiezen. Wel
is bij het huidige bouwplan dé mo
gelijkheid om te schuiven niet zo heel
groot maar "blind varen" is helemaal
een slechte zaak.
Ten aanzien van die gevallen waar
grondonderzoek bij abonnement
wordt uitgevoerd willen wij er nog op
wijzen dat het geen zin heeft om
grondmonsters te laten onderzoeken
12