Belang intensieve
veehouderij neemt toe
Scheiden vaste en
vloeistofdrijfmest en zuiveren
gier mogelijk
Overleg 3 CLO's en Italiaanse en
W. Duitse landbouworganisaties.
Brochure Rabobank
Concentratie
Export
Financiering
Bij proeven in Sterksel blijkt:
Uitbreiding
Biogas alleen
betaalbaar voor
grote boeren
Wetsontwerp
uitoefening
diergeneeskunde
naar Tweede Kamer
Commissie
Marktordening wil
eerder uitbetaling
zaaizaadtoeslag
De intensieve veehouderij heeft binnen de Nederlandse landbouw aan
zienlijk aan betekenis gewonnen. Bedroeg het aandeel van deze sector
in de totale toegevoegde waarde gestandaardiseerd naar SBE van de
Nederlandse landbouw in 1960 nog slechts 6%, thans is dat bijna 16%.
Deze bijdrage is vooral afkomstig van de varkenshouderij. Dit schrijft
Rabobank Nederland in een door haar uitgebrachte brochure over de
intensieve veehouderij.
Tot de intensieve veehouderij wordt
in hoofdzaak gerekend het bedrijfs
matig houden van varkens, legkip
pen, slachtkuikens en vleeskalveren.
Hoewel er thans nog sprake is van
een consumptiestijging in deze sec
tor, moet als gevolg van de huidige
economische recessie en de slechts
geringe bevolkingsgroei in West-Eu
ropa rekening worden gehouden met
een stagnerende afzet.
De concurrentie zal zich heviger
doen gevoelen. Vooral de pluimvee-
produkten verkeren in een onzekere
situatie, omdat men bij de hoge zelf
voorzieningsgraad die er in de EG
bestaat, voor een belangrijk deel af
hankelijk is van min of meer onsta
biele markten in het Midden-Oosten
en Rusland.
De toekomst van de intensieve vee
houderij zal in het teken staan van
een verdere concentratie die zal
plaatsvinden op grotere gespeciali
seerde "bedrijven. Dit proces staat
mede onder invloed van technische
ontwikkelingen, waarbij de automa
tisering meer en meer haar intrede
zal doen. Het is echter onwaar
schijnlijk, dat de produktie verder
wordt verschoven naar zogenaamde
mammoetbedrijven.
Bron MMMStetB* va" U'XltHhm V|»vi| CBS >901
Aandeel intensieve veehouderij in to
tale landbouw per landbouwgebied
In het recente verleden is namelijk
gebleken, dat de rentabiliteit van
dergelijke bedrijven is tegengevallen.
Dit komt voornamelijk door de
geaardheid van het agrarische be
drijf, waar de betrokkenheid en inzet
van de ondernemer en zijn gezinsle
den over het algemeen groter is dan
bij grote bedrijven met meerdere
betaalde krachten. Deze onpersoon
lijke mammoetbedrijven kunnen het
daardoor veelal niet volhouden, ter
wijl het moderne gezinsbedrijf wel
degelijk toekomstkansen heeft.
De intensieve veehouderij biedt aan
circa 40.000 personen werk; tellen we
daar de werkgelegenheid in de toe
leverende en verwerkende industrie
en de dienstensector bij op, dan
spreken we zelfs van 65.000 manja
ren.
De intensieve veehouderij is vooral
geconcentreerd in de provincies
Noord-Brabant, Limburg, Gelder
land en Overijssel.
Het grootste deel van de produkten
van de intensieve veehouderij wordt
geëxporteerd: varkensvlees voor
ruim 60%, slachtkuikens en eieren
voor ruim 70% en kalfsvlees voor
meer dan 80%. De totale export
waarde bedroeg in 1981 ruim ƒ7
miljard. Een export die vooral is ge
richt op West-Duitsland. De sprei
ding in afzetgebieden neemt echter
geleidelijk toe.
Helaas tracht men binnen de EG de
produktie in eigen land nogal eens te
beschermen door via veterinaire be
palingen afzetbelemmeringen op te
werpen. Ons land heeft er daarom
belang bij, dat zo spoedig mogelijk in
EG-verband wordt overgegaan tot
éénwording van het veterinaire be
leid. Daarnaast zal men als export
land blijvend aandacht moeten be
steden aan verbetering van de kwa
liteit van de produkten.
Hoewel in de intensieve veehouderij
van jaar tot jaar nogal verschillen in
financieel resultaat kunnen optre
den, vertoont de arbeidsopbrengst
per eenheid over de laatste jaren een
voortdurend dalende tendens. Debet
hieraan zijn vooral de voerkosten
die, als gevolg van de duurder wor
dende grondstoffen door onder an
dere energieprijsstijging, fors zijn
toegenomen.
Bij de financiering van de bedrijven
met intensieve veehouderij was in de
achter ons liggende jaren duidelijk
sprake van een verschuiving van fa
milieleningen naar bankleningen.
Als oorzaken moeten hier worden
genoemd de over het algemeen grote
behoefte aan financieringsmiddelen
door de enorme investeringen die
hebben plaatsgevonden. De Rabo-
bankorganisatie, met een aandeel
van ruim 90% in het totaal van de
bankfinancieringen aan deze sector,
heeft in de loop der jaren hierop ge
reageerd met aanpassing en uitbrei
ding van de financieringsmogelijk
heden.
Vanaf begin november is de 22 pa
gina's tellende brochure gratis te
verkrijgen bij de plaatselijke Rabo
bank.
De landbouw ziet zich in toenemende mate geconfronteerd met de
mestproblematiek door de verhoging van de mestproductie en het af
nemen van het areaal cultuurgrond. Men heeft deze problematiek al in
een vroeg stadium onderkend en investeert dan ook veel tijd en geld in
het zoeken naar oplossingen. De Noordbrabantse Christelijke Boe
renbond heeft in dat verband in maart 1981 in Sterksel een proefin
stallatie iri gebruik genomen die er toe dient om vloeibare varkensmest
te scheiden in vaste en vloeibare stof. Gezien het grote belang van het
onderzoek heeft de overheid een wetenschappelijk medewerkers aan
het project toegevoegd.
Na anderhalf jaar onderzoek blijkt het technisch mogelijk om bij één
liter drijfmest een scheiding aan te brengen tussen 0.3 liter vaste stof en
0.7 liter vloeistof (gier). De kosten van deze scheiding bedragen 7,— a
9,— per 1.000 liter. Om vast te stellen wat de bemestingswaarde is van
de vaste stof zijn - .verspreid over Nederland - drie proeven opgezet.
Op uitnodiging van de voorzitters van de 3 Centrale Landbouworganisaties
hebben de voorzitters en een delegatie van de Italiaanse Landbouworganisaties
op 25 en 26 oktober 1982 een bezoek aan Nederland gebracht. In het kader van
dit bezoek heeft op 25 oktober 1982 overleg tussen beide delegaties plaatsgehad.
Een delegatie van de Deutscher Bauernverband onder leiding van zijn voorzitter
C. van Heereman heeft op 27 en 28 oktober 1982 een bezoek aan Nederland
gebracht voor overleg met de voorzitters van de 3 Centrale Landbouw Organi
saties. Beide Nederlandse delegaties stonden onder leiding van de heer Drs. J.J.
Schouten, voorzitter van het Overlegorgaan der 3 CLO's, tevens voorzitter van
de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond.
Onlangs is de proefinstallatie in
Sterksel uitgebreid met een zuive
ringsinstallatie en wel om de gier te
bewerken die, in de huidige samen
stelling, niet geloosd kan worden. In
deze zuiveringsinstallatie wordt de
organische stof en de stikstof, die
beide in de gier voorkomen, voor
90% verwijderd. Deze verwijdering
wordt bewerkstelligd met behulp van
bacteriën en zuurstof. De bacteriën
zitten in de gier. De zuurstof wordt
erin gebracht door lucht in de gier te
persen.
Met behulp van deze proefinstallatie
kan worden uitgezocht hoe ver de
gier kan worden gezuiverd bij wisse
lende aanvoer en buitentempera
tuur. Tevens wordt inzicht verkregen
in de kostenfactor. Zowel voor het
scheiden van de drijfmest als de zui
vering van de gier is energie nodig.
Teneinde t.z.t. zo mogelijk door
middel van biogas geheel of gedeel
telijk in de eigen energiebehoefte te
voorzien worden de ontwikkelingen
op het terrein van de biogas-winning
nauwlettend gevolgd.
Hoewel er nog een aantal onzekere
factoren bestaan ziet de Projectgroep
Mestproblematiek, deze groep droeg
tot yoor kort de naam Stuurgroep.
Daar deze benaming niet geheel in
overeenstemming was met de taak
(onderzoek procesmatig verwerken
van mesteroverschotten) heeft men
deze nieuwe naam gekozen, van de
NCB zeker mogelijkheden om in de
toekomst de problemen te lijf te
gaan. De tot nu toe gedane investe
ringen - ten bedrage van 800.000,—
zullen echter zeker nog moeten toe
nemen. De initiatiefnemers - over
heid, bedrijfsleven, provincie, Bra
bantse Mestbank en NCB - zullen op
de ingeslagen weg doorgaan. De
problemen zijn er (nog) groot genoeg
voor.
GRONINGEN - Een installatie die
biogas wint uit mest, is nog zo duur
dat alleen de allergrootste veeteelt
bedrijven er economisch rendabel
mee kunnen werken. Dat komt neer
op twee procent van alle varkensbe
drijven en maar 0,7 procent van alle
melkveehouderijen.
Tot deze conclusie komt een rapport
van het Milieukundig studiecentrum
van de Groningse universiteit.
Er zullen technologische doorbraken
of vereenvoudigingen noodzakelijk
zijn om biogasinstallaties ook voor
de kleinere bedrijven rendabel te
maken. De grens ligt nu bij 1250
mestvarkens of 170 koeien.
Om het biogas zo efficiënt mogelijk
te benutten, moet het worden ge
bruikt om elektriciteit op te wekken,
aldus het rapport. Dat maakt wel de
vereiste investeringen nogal hoog.
(Trouw 23/10).
Een dezer dagen is het Wetsontwerp
uitoefening diergeneeskunde verzon
den aan de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal. De nieuwe wet komt in
de plaats van de huidige, die sterk
verouderd is.
Voor de gezondheid en het welzijn
van dieren is uitoefening van de
diergeneeskunde op een hoog peil
van groot belang. Daarom wordt de
uitoefening van de diergeneeskunde
- dat is het als beroep verrichten van
diergeneeskundige handelingen - in
beginsel aan dierenartsen voorbe
houden en is in het ontwerp een
herziening van de regeling inzake de
bevoegdheden van dierverloskundi-
gen en kastreurs opgenomen. In het
wetsontwerp wordt verder de moge
lijkheid geopend, om eisen te stellen
aan onder meer de praktijkruimte,
technische uitrusting en apparatuur
van dierenartsen. Tevens is het mo
gelijk, bij- of nascholing verplicht te
stellen. Tenslotte wordt een behoor
lijke (beroepsuitoefening verzekerd
door de introduktie van een wettelijk
tuchtrecht.
De Commissie Marktordening stelt
voor dat bewerkstelligd zal worden,
dat de zaaizaadtoeslag, bij wijze van
voorschot, voor een bepaald gedeelte
(80%) op grond van de RPvZ-scho-
ningsanalyse omstreeks oktober van
het oogstjaar kan worden uitbetaald.
Thans vindt uitkering plaats na de
feitelijke certificering. In Frankrijk
wordt de voorschotregeling gehan
teerd. De Nederlandse overheid voelt
er vooralsnog niet voor hier nationaal
een aanvullende regeling te maken.
Dit werd medegedeeld tijdens de
openbare bestuursvergadering van
het produktschap voor landbouw-
zaaizaden 1 november j.l.
Bij de telers van graszaad wordt het
als onrechtvaardig ervaren, dat uit
betaling zo laat plaatsvindt na de
productie-inspanning. Bij herfstuit-
zaai onder een voorvrucht komt de
eindafrekening driejaar later.
Het voorstel beoogt de telers een deel
van hun inkomsten een half jaar
vroeger dan thans ter beschikking te
stellen.