KNLC kommentaar Ontwikkelingen in Brussel ingezonden UIEN: Spreiding van de afzet een must over geld en goed Hoe gaan we de zaken regelen met de bedrijfsopvolger (V) Kinderbijslag in 1983 naar leeftijd De maatschap Algemene vergadering B.V.A.B. Vliegende controle brigade Extra rentesteun voor jonge Agrariërs In het vorige artikeltje bespraken we het toetredingsbeding. Deze keer be handelen we het overnemingsbeding en het verblijvensbeding. Het overnemingsbeding Bij het overnemingsbeding heeft de uitgetreden of overleden maat aan zijn kollega het recht toegekend zijn aandeel over te nemen. Men is niet verplicht tot overname (koop). Er is hier medewerking van de overige erfgenamen vereist. De over te ne men onroerende goederen behoren nog tot het vermogen van de overle den firmant, zodat deze overlijdens- winst maakt. Dit betekent het 20% tarief. Men kan dit beding toepassen bij alle drie de eerder genoemde vormen van inbreng. Er zal altijd nog juridische levering moeten gebeuren via overschrijving van een notariële akte. Het is verstandig bij het over nemingsbeding te bepalen op welke wijze de gronden moeten worden gewaardeerd. Het verblijvensbeding Voor de goederen die reeds door in breng in eigendom mede eigendom zijn van de maten kan men een ver blijvensbeding maken. Door een verblijvensbeding kan men bereiken dat bij overlijden of uittre den de eigendom naar de langstle vende maat gaat en niet naar de erf genamen. De ergenamen hebben uitsluitend recht op een bedrag in geld. Het grote voordeel kan zijn, dat juridische levering niet meer behoeft te gebeuren, de voorwaarde van het uittreden van de maat is immers vervuld. De medewerking van de erfgenamen is niet meer nodig. Bij een verblijvensbeding beschikt men dus over het aandeel in het vennoot schapsvermogen, als er aan de voor waarde is voldaan. Die voorwaarde treedt op het moment van overlijden in werking. De winst moet worden belast naar bijzonder tarief 20%-54%. In de praktijk werkt men met het verblijvensbeding met vertraagde werking. Dit is een verblijvensbeding met tijdsbepaling, dat bijv. ingaat bij het einde van het boekjaar. Het voordeel is dat weer het 20% tarief overlijdenswinst toegepast kan wor den. Een verblijvensbeding geeft dus wel de grootst mogelijke zekerheid aan een zoon/opvolger. £r zijn meer kansen dat het bedrijf voortgezet kan worden. Met klem willen wij er op wijzen dat voor u het maatschapskontrakt te kent, dit ALTIJD moet laten bekij ken door een GOEDE boekhouder. Dit vergeten kan later meer kosten dan vergeten kunstmest te strooien op uw tarwe. J. Markusse Terwijl veel van onze aandacht gericht was op de kabinetsformatie in eigen land, is intussen de diskussie rondom het Europees Landbouwbeleid, weer opgelaaid. Na de betrekkelijk rustige periode 1981-1982, waarin de meer- produktie van de EG-Landbouw vrij gemakkelijk zijn weg in de wereld vond tegen meevallende kosten, heeft de marktsituatie zich gedurende de afgelopen maanden belangrijk gewij zigd. Enerzijds was er sprake van ge middeld goede produktieomstandig- hedenwaardoor de produktie van be langrijke produkten als melk en graan met twee a drie procent steeg. A nder- zijds aarzelt de vraag binnen en buiten de EG en lopen de prijzen op de wereldmarkt gestaag terug. Dit zal naar verwachting vooral in 1983 tot een aanzienlijke stijging van de EG- landbouwuitgaven leiden. Gevreesd wordt hier en daar al weer voor het bereiken van het EG-financierings- Buiten verantwoordelijkheid van de redaktie "Onze uien zijn dit jaar zo goed bin nengekomen, dat de verwachting gerechtvaardigd is, dat we onze af zetmarkten van een goed produkt kunnen voorzien. Het balanceren op de ondergrens van klasse II zal dit keer gelukkig niet aan de orde zijn, mits het pro dukt goed en... niet te lang wordt be waard. Tot nu toe is de handel er in geslaagd om uit de eigen voorraden een re gelmatige voorziening van de afzet markten te realiseren. Er dreigt echter op korte termijn stagnatie te ontstaan in die markt- voorziening, omdat er bij de te lers/bewaarders geen bereidheid be staat om op basis van het huidige prijsniveau een deel van hun voor raden af te stoten. Hierdoor zou de waanzinnige situa tie kunnen ontstaan, dat de handel met een land vol met uien niet in staat is uien op het geldende prijsni veau aan te bieden. Voor het behoud van bestaande af zetmarkten is het een allereerste voorwaarde, dat men die markten ook regelmatig kan blijven leveren. Doet men dit niet, dan ondergraaft men de eigen positie op die markten en schept men daar mogelijkheden voor de concurrentie. Het is uiter mate moeilijk een geheel t)f gedeel telijk verloren gegane positie weer te veroveren of te herstellen. De telers dienen er zich terdege van Het Europese Parlement keurde vorige week het verslag van de heer P. Marck goed betreffende de oprichting van een groep au tonome controleurs in de land bouw. Totnogtoe immers wordt de naleving van de E.G.-wetge- ving door nationale bevoegdhe den gecontroleerd. Het Parle ment steunt dus het voorstel van de Europese Commissie om een "vliegende controlebrigade" op te richten die in alle E.G.-lidsta ten zou optreden. De Commissie wenst vooreerst de wijn- en de groente- en fruitsector aan te pakken maar later ook de andere sectoren. Het gaat om de controle E.G.-normen en prijsnoteringen. bewust te zijn, dat we een zeer grote voorraad uien hebben en dat het nog maar zeer de vraag zal zijn of onze bestaande afzetmarkten deze grote hoeveeheid zal kunnen opnemen. De kans, dat dit niet het geval zal zijn wordt groter naarmate de afzet min der over de gehele afzetperiode wordt gespreid. Kwaliteitsniveau Hoe dikwijls is het in voorgaande ja ren niet voorgekomen, dat er in de maanden februari/maart een veel grotere voorraad uien bleek te zijn dan men had verwacht en dat men deze dan tegen afbraakprijzen moest zien te slijten? Dit onverantwoord speculeren met een produkt, dat in veel gevallen niet op de juiste wijze in conditie werd gehouden, heeft ook veel afbreuk gedaan aan het kwaliteits-niveau van onze uien. In tegenstelling met z.g. dagproduk- ten, die ongeacht de marktsituatie na de oogst afgezet moeten worden, heeft men met een bewaarprodukt als uien juist de mogelijkheid om het aanbod te spreiden en de afzetmark ten regelmatig te blijven voorzien van een goed produkt. Concurrentie De onderlinge concurrentie in de handel geeft de teler/bewaarder voldoende waarborgen, dat hij ook de prijs kan maken, die op een be paald moment "in de markt zit". Die markt kan niet geforceerd worden met niet haalbare vraagprijzen. We hebben nu eenmaal niet het al- leen-vertoningsrecht op onze afzet markten. Met name Engeland heeft dit seizoen een heel grote uien-op brengst 21%), terwijl vooral in een later stadium concurrentie is te duchten van Franse, Duitse en Spaanse uien. Met het grote kwantum uien, dat nog afzet moet vinden mag men er zeker niet van uitgaan, dat "aan de eind paal de prijzen zullen hangen". Daarom is mijn dringend advies aan de telers/opslaghouders: Blijf niet op Uw uien-voorraad zitten, maar spreidt Uw afzet zoveel mogelijk over de gehele afzetperiode". Nederlandse bond van Verzendhandelaren in groenten en fruit N J. van der Wel, voorzitter Op 26 oktober j.l. heeft de Raad van Afgevaardigden van de Bedrijfsver eniging voor het Agrarisch Bedrijf en het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw op de jaarlijkse Algeme ne Vergadering gehouden te Utrecht goedkeuring gehecht aan de jaarver slagen over het jaar 1981. De fungerend voorzitter, de heer H. Dekker stond in zijn openingswoord onder meer stil bij de inte gratie van de werkloosheidsregelin gen. Het A.S.F. beschikt over een administratief apparaat dat in het verleden meerdere malen heeft ge toond plotselinge sterke werkuit- breidingen het hoofd te kunnen bie den. Naast de maatregelen die op het ter rein van de wetgeving worden geno men ter bestrijding van misbruik en fraude zal ook de bedrijfsvereniging in de toekomst meer aandacht be steden aan de opsporing daarvan. In de loop van 1982 is het aantal op sporingsambtenaren daarom tot drie uitgebreid. Ten aanzien van het Bedrijfspen sioenfonds voor de Landbouw kon de voorzitter met genoegen consta teren dat het rendement op de totale beleggingen was toegenomen tot 10,38%. Voorts deelde hij mee dat van de 1.000 te bouwen huurwoningen in 1981, 1982, en 1983 er thans circa 400 in aanbouw zijn genomen. De kinderbijslagwetten zijn een dankbaar onderwerp om wijzigingen in aan te brengen. Recentelijk hebben wij ingrijpende veranderingen ge had ingaande het jaar 1980 en eveneens ingaande 1982. Thans staat ons alweer een belangrijke aanpassing te wachten. Het betreffendè voorstel tot wijziging is op 15 september bij de Tweede Kamer ingediend door de Minister van Sociale Zaken en Werkgele genheid, de heer De Graaf. In het wetsontwerp wordt het voorstel gedaan om vanaf 1 januari 1983 de hoogte van de kinderbijslag afhan kelijk te maken van de leeftijd der kinderren. De gedachten gaan daarbij uit naar de leeftijdsgroep tot 18 jaar, zijnde de kinderen waar in principe enkel voudige kinderbijslag voor wordt verstrekt. Voor de oudere kinderen zal het bestaande bijslagstelsel wor den gehandhaafd in afwachting van een nieuw stelsel van studiefinancie ring. De kinderen beneden de 18 jaar worden in drie groepen verdeeld: van 0 tot 6 jaar, van 6 tot 12 jaar en van 12 tot 18 jaar. Voor de eerste groep kinderen, dus van 0 tot 6 jaar, zal minder kinder bijslag worden gegeven. Voor de tweede groep verandert er niets en bij de laatste groep (die van 12 tot 18 jaar) zal meer bijslag worden uitge keerd. Uiteindelijk is het de bedoe ling de verhouding in uitkeringsbe dragen als volgt te doen zijn: groep 1 70%; groep 2 100% en groep 3 130%. Zo op het eerste oog onstaat de in druk dat het geheel in evenwicht is of zoals het zo mooi genoemd wordt: budgettair neutraal is. Doch dit zou alleen opgaan als in elke groep evenveel kinderen aanwezig zijn. En dat is niet het geval. Het aantal plafond dat bepaald wordt door het maximum van l procent van de (tegenvallende) BTW-ontvangsten in de lidstaten. Hier wreekt zich in feite het nogal kortzichtige korte termijn beleid wat tot nu toegevoerd wordt. Eigenlijk zou immers voor het EG-landbouwbeleid een meerjarig financieringsplan moe ten gelden, gegeven het feit dat op brengsten en wereldmarktprijzen nu eenmaal sterk van jaar tot jaar kun nen fluktueren. Dan had het geld wat met name vorig jaar en in mindere mate ook dit jaar op het landbouwbudget bespaard kon worden, mede gereserveerd kunnen worden voor een tegenvallend jaar zoals nu mogelijk voor de deur staat. We moeten ons daarom niet te gauw financieringsproblemen vanuit Brus sel laten aanpraten. Zeker niet nu de diskussie rondom zaken als produk- tiedoelstellingen en het prijsbeleid van volgend jaar weer voor de deur staat. Wat het prijsbeleid betreft wijzen de eerste berekeningen omtrent de kosten - ontwikkelingen in de EG uit, dat volgens de bekende objektieve reken methode een prijsaanpassing van rond de zeven procent noodzakelijk blijkt. Vanuit Nederland zitten we daarbij duidelijk aan de positieve kant met onze lage inflatie, maar kijken we nog wel tegen de afbraak van een deel van onze positieve monetaire grensheffing aan. Toch lijkt met de diskussie rond om de produktiedoelstellingen nag al wat meer zorgen voor de Nederlandse land- en tuinbouw mee te brengen. Vooral in de zuivel dreigen we gekon- fronteerd te worden met een beleid dat met name onze moderne, efficiënt producerende gezinsbedrijven extra gaat belasten via vormen van gediffe rentieerde prijsstelling of heffing. We moeten ons hier terdege realiseren, dat in de Brusselse politieke praktijk voor ons een zo globaal mogelijk beleid het beste is. Veel meer dan de vraag of de heffing verhoogd dient te worden, dan wel de interventieprijs verhoging be perkt moet worden, zal het in werke lijkheid gaan om de keuze tussen een globaal of een gedifferentieerd beleid. Daarnaast moeten we ook nog door lopend oppassen niet dubbel gepakt te worden via een kombinatie van te kort schietend prijsbeleid en hogere heffin gen. Tegen deze achtergrond is mijn toch al nooit overmatig groot enthou siasme voor het instrument van de mede-verantwoordelijkheidsheffing de laatste tijd nog verder bekoeld. Luteijn kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar (voor wie de kinderbijslag met 30% wordt verhoogd) is echter groter dan het aantal kinderen van 0 tot 6 jaar. (voor wie de kinderbijslag met 30% wordt verlaagd). Daarom zal over de gehele leeftijdsgroep van 0 tot 18 jaar de kinderbijslag met ca. 4,7% worden verlaagd, waardoor het totaal uit te keren bedrag gelijk kan blijven. Zoals dit met veel veranderingen het geval is, zullen de voorgestelde wij zigingen niet ineens worden inge voerd. Dit om te voorkomen dat vooral bij gezinnen met jonge kin deren de achteruitgang in inkomen te groot zou zijn. De overgangsrege ling per leeftijdsgroep is als volgt opgezet: jaar 0 tot 6 jaar 12 tot 18 1983 95% 107.5% 1984 90% 115% 1985 85% 120% 1986 80% 125% 1987 75% 127.5% 1988 70% 130% Veerbeek Het bestuur van het Ontwikke- lings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft in zijn vergade ring van 7 oktober j.l. de moge lijkheden voor het verlenen van rentesubsidie aan jonge agrariërs verruimd. Gedurende zes jaren kan boven de normale rentesubsidie van 5% over ten hoogste 85.000,— en 2% over ten hoogste 115.000,— een extra-rentesteun van 2% worden gegeven. Hiervoor ko men in aanmerking agrariërs, die op het tijdstip van indiening van hun aanvrage: nog geen 35 jaar zijn; overigens voldoen aan de voorwaarden van de regeling; nog geen vijf jaar volledig voor eigen rekening en risico op het bedrijf zijn gevestigd. Deze aanpassing geldt voor die aanvragers waarmee na 28 okto ber 1982 een rentesubsidie-over eenkomst wordt afgesloten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 3