Zomergerst blijft uit vruchtwisselingsoogpunt van groot belang Chandor r v* nu in prijs verlaagd Het zomergerstareaal is de laatste jaren sterk in omvang afgenomen. Werd in 1977 nog 55300 ha zomergerst verbouwd, in 1983 is slechts 27.500 ha uitgezaaid. De belangrijkste oorzaak van deze areaalafname is het achtergebleven opbrengstvermogen van zomergerst ten opzichte van wintertarwe. Deze verontrustende tendens is voor de Stichting Nederlands Graan-Centrum (NGC) aanleiding geweest het gerston- derzoek, daar waar deze dit nodig achtte, financieel te ondersteunen. Het is uit vruchtwisselingsoverwegingen van groot belang dat zomer gerst in het bouwplan als rendabel gewas behouden blijft. Inspanning van kwekers, onderzoekers en voorlichting zullen ertoe moeten leiden dat zomergerst voor de teler ook financieel een aantrekkelijk gewas wordt. Afname zomergerst-areaal In de zeventigerjaren is veel onder zoek uitgevoerd naar de fysiologi sche achtergrond van de opbrengst vorming bij granen. Verreweg de meeste aandacht ging daarbij uit naar wintertarwe. Aan zomergerst, naar areaal het tweede graangewas, is nauwelijks aandacht besteed. De opbrengstontwikkeling bij zomer gerst is dan ook sterk achtergebleven bij die van wintertarwe (tabel 1). Door de achterblijvende opbrengst is het zomergerstareaal geleidelijk in gekrompen ten gunste van winter tarwe (zie tabel 2). In onze buurlanden is juist een sterke verschuiving van zomer- naar win- tergerst opgetreden. Ook in Neder land bestaat een toenemende be langstelling voor wintergerst, vooral op de graanrijke bedrijven. Dit o.a. door de relatief goede opbrengst van de laatste jaren en de geringere teeltkosten en ziekterisiko's t.o.v. wintertarwe. Zeker in graanrijke bouwplannen kan wintergerst naast wintertarwe uit vruchtwisselingsoogpunt interessant zijn. In bouwplannen met aardappe len. bieten en granen is wintergerst, gezien de vroege zaaitijd, echter moeilijk in te passen. Zomergerst is op de kleigrond door eerdergenoemde reden een restge- was geworden. De teler streeft hier naar zoveel mogelijk wintertarwe, want hoewel de sterke opbrengst stijging gepaard is gegaan met extra teeltkosten, is het saldoverschil tus sen wintertarwe en zomergerst (nog) zodanig groot dat de voorkeur uit gaat naar teelt van wintertarwe (ta bel 3). Wanneer door weersomstandig heden (natte herfst) uitzaai van win tertarwe niet mogelijk is, vormt zo mergerst veelal het beste alternatief. Mede hierdoor zal zomergerst ook in de toekomst een niet onbelangrijk aandeel in het bouwplan houden. Behoud van zomergerst als een goed produktief graangewas wordt dan ook doqf alle groeperingen, die be trokken zijn bij de gerstteelt, onder schreven. Bijdrage van onderzoek Het NGC is een stichting die de be vordering van de graanteelt na streeft, zonodig d.m.v. financiële on dersteuning. Deze subsidies kunnen dienen om nieuw onderzoek op gang te brengen dat het NGC van wezen lijk belang acht, maar dat (nog) niet uit de middelen van de betrokken onderzoekinstelling gefinancierd kan worden. men een produktiemodel waaraan zomergerst moet voldoen om zijn opbrengstvermogen zo volledig mo gelijk te realiseren. Op het PAGV wordt praktijkgericht onderzoek uit gevoerd met het doel de oorzaken op te sporen van de grote opbrengstver- schillen die in de praktijk optreden. Op een aantal plaatsen in Nederland wordt de gewasgroei intensief ge volgd. De praktijk heeft in 1982, maar toch Toekonistperspektief zomergerst Om het toekomstperspektief van zo mergerst te kunnen bezien, dient onderscheid gemaakt te worden tus sen brouwgerst en voergerst. Brouw- gerst wordt voornamelijk in het Zuidwestelijk kleigebied geteeld, voergerst hoofdzakelijk op de zand en dalgronden. Mede door de sterke opkomst van de snijmaisteelt en uitbreiding van de wintertarweteelt is het areaal voer gerst op de zand- en dalgronden sterk afgenomen. Uitbreiding van dit areaal is afhankelijk van opbrengst en prijsontwikkeling van de gewas sen. In het Zuidwestelijk kleigebied heeft menigeen de laatste jaren brouw gerst vervangen door wintertarwe. Of de teelt van brouwgerst in de toe komst weer een rol van betekenis zal gaan spelen hangt af van vele fakto- ren. Op grond van de cijfers in tabel 3 is het 'op dit moment financieel aan trekkelijker om wintertarwe te telen dan brouwgerst. De aktuele situatie laat echter een ander beeld zien. Voor oogst 1983 worden zeer hoge brouwgerstprijzen gegeven: het prijspeil is gestegen tot boven de 0,70 per kg. Bij een brouwgerstop- brengst van 6 ton - een opbrengst die in de praktijk op goede percelen ook dit jaar vrij regelmatig is bereikt - kan brouwgerst bij een brouwgerst- prijs van 0,60 per kg reeds nu met wintertarwe konkurreren. Het toekomstperspektief van winter tarwe daarentegen ziet er niet erg rooskleurig uit wanneer de Brusselse bezuinigingsvoorstellen uitgevoerd zullen worden. De tarweprijs zal da- I - :'s y ,3/: Zomergerst moet niet uit ons bouwplan verdwijnen. Op initiatief van het NGC is enkele jaren geleden nagegaan wat de bij drage van het onderzoek zou kunnen zijn om de positie van de Neder landse gerstteelt te verbeteren. Gevolg van dit initiatief is dat m.ï.v. 1982 het gerstonderzoek op drie in stituten/instellingen geïntensiveerd is, nl. het Centrum voor Agrobiolo- gisch Onderzoek (CABO), de Stich ting voor Plantenveredeling (SVP) en het Proefstation voor de Akker bouw en de Groenteteelt in de Vol- legrond (PAGV). In 1982 heeft het NGC in totaal 125.000,— subsidie voor gerstonderzoek ter beschikking gesteld, in 1983 ruim 152.000,— Uit eerder uitgevoerd onderzoek was gebleken, dat bij zomergerst vrij grote verschillen in gewastypen voorkomen, zowel in duur van achtereenvolgende ontwikkelingsfa sen als in gewasstruktuur, met als gevolg grote verschillen in op brengstvermogen. Het onderzoek van de SVP is erop gericht een verband te vinden tussen de duur van een bepaalde ontwikke lingsfase en het opbrengstvermogen. Op het CABO analyseert men een aantal uiteenlopende gewastypen om op deze wijze het meest gewenste type te vinden. Daarnaast ontwikkelt ook in 1983 ondanks de overtollige regen in het voorjaar, uitgewezen dat een gewas als zomergerst wel dege lijk een hoge opbrengst kan halen. Ook uit de proeven van het CABO en PAGV is dit duidelijk naar voren gekomen. Het onderzoek van bovengenoemde instellingen heeft nog onvoldoende gegevens opgele verd om aan te kunnen geven hoe een optimaal opbrengend gerstgewas verkregen kan worden. Gebleken is echter wel dat een voldoende aantal aren per ha voor een hoge opbrengst noodzakelijk is. De vraag is nu hoe dit aantal onder praktijkomstandig heden bereikt kan worden. De gerst onderzoekers hopen op deze vraag spoedig antwoord te kunnen geven. Naast eerdergenoemd onderzoek spelen de kwekers uiteraard een zeer belangrijke rol. Uit het onderzoek van CABO en SVP moet blijken welke type gerst de hoogste op brengst geeft. De kwekers zullen de ze richtlijnen kunnen gebruiken bij hun verdere kweekwerk om te ko men tot een nieuw gerstras. Overi gens hebben de kortstro-rassen, die de laatste jaren op de rassenlijst zijn verschenen, een veel hoger opbren gend vermogen dan de traditionele rassen. len zodat bij gelijkblijvende op brengst het, in tabel 3 genoemde, saldo zal afnemen en het verschil tussen het saldo van wintertarwe en van zomergerst zal afnemen. het gewenst een zomergraan voor handen te hebben dat in financieel opzicht wintertarwe benadert. Zomergerst biedt mogelijkheden in dit opzicht. Als gevolg van resultaten van het onderzoek en van intensief kweekwerk zullen rassen op de markt gebracht worden met een hoog op brengend vermogen. Dit hoge op brengend vermogen dienen de telers vervolgens m.b.t. teeltmaatregelen ten volle te benutten zodat hoge op brengsten verkregen kunnen worden. Bij een goede brouwgerstopbrengst en goede brouwgerstprijzen kan zo mergerst nu al konkurreren met win tertarwe. Saldoberekening per ha wintertarwe Om«clvifv«n9 Zutdwaalaii|k klaigabiad hoa» P"l» badrag Opbrangtlan Hootdprodukl 7 500 0.53 3 975 B^proOukl 4 400 00' ion 396 4 371 Toagarakanoa kfiUM fwina (onMMt) 160 1.30 206 Bamaatmg N 60 «0 40 1.37 219 P.O.') 60 1,20 72 **0') 70 0.71 50 cmoonoturao MfUMAflhtUurOA 4 33.00 132 ••COCop 4 1.60 35 MCPA OM 66 ("■•waabaachafwung cntooffnaquM 1.5 26.00 39 (Uytaton 0.5 104.00 52 •a»<a«yrCf 2 56.00 112 manaO 2x2 6.00 32 pffwiwcan 0.25 66.00 22 V«HMrmg 4 200 0.2% 8 ftanta 630 6% 50 Ha^mg/ptomb /rwH 146 PM Touw') 4.4 5.40 24 Orogan/achonan 73 1.60 135 Tat ion- ka MM (p) 1 190 tmm pa* ha. I.M. (*-t) 3 161 Saldoberekening per ha zomergerst Omach'ifving ZuiOw«ti«ii|k kiaigabiad noav P«l» badrag Opofangsion Hoofdpfbdukt 5 300 0.53') 2 609 6<iproduki 2 700 110'ion 297 Imto-opfcfOAgal (a) 3 106 Toagarakanda koatan Zaaizaad (ontvnat) 100 1 35 135 Bamaaiing N 60 1.37 62 P.O.') 60 1 20 72 K.O') 70 0 71 50 Oniu u >dba airijdtog ONOC 50% 7 7.50 33 MCPA/mac opf op 5 10.10 51 G twa aoaac ha. mmg Sponak 1 75.00 75 Varzakarvtg 3 100 0.2% 6 Rama 260 6% 21 Kawring/ptomt) 'halting') 123 PM Touw*) 2.7 5.40 15 Drogan/achonan S3 1.30 69 Tot toag. koatan (b) 629 Sawo par ha C.M. (a-h) 2 477 Tabel 3. Saldoberekening van win tertarwe en zomergerst per ha 1Betreft brouwgerst Bron: Kwantitatieve Informatie 1983-1984 voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond. Stichting Nederlands Graan-Centrum Mw. ir. L.A.J. Prins 1982 1983* 7.600 7.100 5.700 4.500 Tabel 1. Gem. korrelopbrengst van wintertarwe en zomergerst per ha (kg/ha) 1971/1975 1978 1979 1980 1981 wintertarwe 5.200 6.800 6.100 6.400 6.900 zomergerst 4.000 4.900 4.500 4.600 4.500 Bron: Landbouwcijfers LEI/CBS 1982. Oogstraming Centraal Bureau voor de Statistiek. Tabel 2. Areaal van wintertarwe en zomergerst (oppervlakte in 100 ha) 1971/1975 1980 1981 1.049 1.281 1.192 768 411 389 wintertarwe zomergerst 1982 1.128 371 1983* 1.412 275 Bron: Landbouwcijfers LEI/CBS 1982 Persbericht ministerie van Landbouw 21-7-'83. KONKLUSIE Uit vruchtwisselingsoogpunt en met het oog op wisselende weersomstan digheden (uitvriezen, nat najaar) is Advertentie I.M. is de onkruidbestrijder voor de graanteelt met de breedste werking. 10 21 oktober 1983

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 10