Varkenshouderij in
West-Duitsland omvangrijk
maar kleinschalig
Prijsvergelijking
rundveevoeders
West-Duitsland is van grote betekenis voor de varkenshouderij. Het
land is in de EEG de belangrijkste producent van varkensvlees en is ook
de grootste afnemer.
Een groep van drie Nederlandse deskundigen, te weten ir. J.F.W. van
Enckevort (Kons. v.d. Varkens- en Pluimveehouderij te Gouda), ing.
J.H. Huiskes (Kons. i.a.d. voor Varkenshouderij te Utrecht) en ing.
J.W. Leneman (Kons. v.d. Varkens- en Pluimveehouderij te Zwolle)
maakte een studiereis naar West-Duitsland om de situatie ter plaatse
te bekijken. Daarbij werd vooral aandacht besteed aan de struktuur van
de varkenshouderij, aan de integratie van de opeenvolgende schakels
bij de varkensvleesproduktie en aan de klassifikatie van de slachtvar-
kens. Uit het rapport geven we de belangrijkste gegevens weer.
Hoge konsumptie
Het aandeel van West-Duitsland in
de varkenshouderij bedraagt bijna
30%. Het Nederlandse aandeel komt
uit op 13%. De betekenis van West-
Duitsland komt nog beter tot uiting
als de konsumptie van varkensvlees
er bij wordt betrokken.
Per hoofd van de bevolking wordt
aan varkensvlees verorberd:
West-Duitsland 58 kg
Denemarken 50 kg
Nederland 42 kg
België 41 kg
Frankrijk 39 kg
Ierland 31 kg
Groot-Brittannië 26 kg
Italië 24 kg
Het aandeel in de produktie was
voor West-Duitsland zoals reeds
werd opgemerkt krap 30%, maar
voorde totale konsumptie in de EEG
nemen onze oosterburen niet minder
dan 36% voor hun rekening. Er wordt
daar nogal een koteletje afgekloven!
Kleinschalig en grondgebonden
De varkenshouderij komt vooral
voor in de deelstaten Niedersachsen
en Nordrhein-Westfalen, die samen
een zeer groot deel van de bovenste
helft van de Bondsrepubliek beslaan
en verder is ook Beieren belangrijk.
Tijdens de studiereis werden bedrij
ven in Niedersachsen bezocht.
Wat opvalt is dat er in 't algemeen
sprake is van kleinschaligheid. Voor
geheel West-Duitsland kwamen in
1979 op gemiddeld 41 varkens per
bedrijf, tegenover b.v. 205 in Neder
land, 225 in Groot-Brittannië, 127 in
Denemarken en 113-114 in Ierland
en België.
In 1982 was dat aantal opgelopen
van 41 naar 52 dieren per bedrijf,
maar in Nederland was er in diezelf
de periode een stijging van 205 naar
265 varkens per bedrijf.
De Duitse overheid streeft ernaar om
de binding tussen de (intensieve)
veehouderij en de grond te laten
bestaan. Vandaar het systeem dat
een landbouwbedrijf waarop het
aantal dieren per ha een bepaalde
grens overschrijdt niet meer als
landbouwbedrijf doch als industrieël
bedrijf wordt aangemerkt, met de
daaraan verbonden nadelen. Dat
beperkt de mogelijkheden om als
klein bedrijf door overschakeling op
intensieve veehouderij een volwaar
dig inkomen te verwerven. Tevens
wordt het "part-time-boeren" erdoor
in de hand gewerkt. Zoals bekend
komt dat in West-Duitsland zeer veel
M ilieumaat regelen
Als de verhouding oppervlakte
grond-aantal dieren zodanig is dat
het bedrijf als "industrieel" wordt
gekenmerkt, wordt er door de ge
meente waarin het ligt een gemeen
telijke belasting op geheven. Deze
verschilt per gemeente; soms gering,
soms pittig. Omdat zo'n bedrijf over
niet voldoende grond beschikt om de
mest op kwijt te raken, moet worden
aangegeven hoe de mest wordt aan
gewend. Daarvoor moet een soort
mestboekhouding worden aange
houden. In sommige gebieden geeft
dit nogal problemen. Verder zijn er
wettelijk voorschriften ter voorko
ming van stankoverlast. Grotere be
drijven met b.v. 700 mestvarkens bij
drijfmest of 900 mestvarkens op stro
hebbeyi een vergunning nodig,
21 oktober 1983
waarbij rekening wordt gehouden
met de afstand tot de woonbebou
wing.
Van oudsher wordt in West-Duits
land het benodigde veevoer voor een
groot deel op het eigen bedrijf ge
wonnen. Ook mede daarom is er een
verband tussen de oppervlakte kul-
tuurgrond en het aantal mestvar
kens; hoe groter het bedrijf, hoe
meer dieren.
Nieuwe ontwikkelingen in de eigen
voederwinning krijgen daarom veel
belangstelling. Dat komt ook tot ui
ting in de animo voor corn-cob-mix
(C.C.M.), een mengsel van mais en
spillen. C.C.M. kan op het eigen be
drijf worden verbouwd en levert een
zeer energierijk voer, dat zeer ge
schikt is voor mestvarkens. Een bij
komend voordeel is dat bij verbouw
van mais meer mest kan worden ge
geven.
dukten uit verschillende foklijnen en
rassen. In de testfase werden 16 drie-
en 11 vierwegkruisingen geprobeerd.
De B.H.Z.P. had een moeilijke start.
Er was vooral kritiek op de hamvorm
van het eindprodukt. Thans is de
weerstand aan het afnemen en lijkt
het BHZP-programma nu sneller in
betekenis te gaan toenemen. De
prijzen voor BHZP-gebruikzeugen
zijn beduidend hoger dan het Ne
derlandse C.B.V.-schema voor stam
boekzeugen. Die meerkosten kun
nen echter worden gekompenseerd
op regionaal niveau doordat voor
BHZP-mesterijbiggen een premie
kan worden verkregen.
Voorlichting
De varkenshouderijvoorlichting
wordt gegeven vanuit de Erzeuger-
ringe, dat zijn verenigingen voor be
vordering van de veredelingsland-
bouw op agrarische bedrijven. De
voorlichters zijn in dienst van deze
verenigingen. De voorlichting is in
tensief: 70 deelnemers per voorlich
ter, die elk bedrijf ongeveer één maal
per 6 weken bezoekt. Van de leden
varkenshouders worden financieel
forse bijdragen hiervoor gevraagd.
De bedrijven die (vrijwillig) bij de
ring zijn aangesloten moeten be
drijfsgegevens verzamelen en ter be
schikking van de voorlichter stellen.
De jaargegevens gaan in de kompu-
ter en de resultaten worden aan de
deelnemers verstrekt, met vergelij-
Duitsland is een zeer grote afnemer van varkensvlees
De maisteelt voor C.C.M. heeft ech
ter ook nadelen, o.a. door de grote
behoefte aan zon en water. Tevens
kan nauwelijks worden gekonkur-
reerd met snijmais. In gebieden waar
snijmais nodig is voor rundvee of
waar de ruwvoederhandel mais op
koopt, is het daarom niet rendabel
C.C.M. te verbouwen.
Stamboekfokkerij
De zuiver ras stamboekfokkerij is de
laatste 10 jaar wat betreft zeugen-
produktiekapaciteit in belangrijk
heid toegenomen.
Wat de verdeling van stamboekdie-
ren naar ras betreft heeft het Duitse
Landras altijd zeer sterk gedomi
neerd. In 1960 nam dit zelfs 86 Vi
van het totaal voor zijn rekening. De
laatste jaren is er echter sprake van
zeer snelle opkomst van het Pie-
trainras (van 3.6% in 1970 tot 17% in
1981en het Belgisch Landras (10%).
Ook de beren van deze twee rassen
maken ca. 30% uit van de slachtvar-
ken-vaderdieren.
In dit verband moet het Bundes Hy
brid Zucht Programm (B.H.Z.P.)
worden genoemd dat als doel heeft,
verbetering van het totale resultaat
van de veehouderij.
Het 'werk heeft geresulteerd in
"B.H.Z.P." varkens, kruisingspro-
Uit de door het C.V.B. berekende voederwaardeprijs per 16 september bleek
dat de kVEM-prijs 0,52 en de eiwittoeslagprijs 0,91 bedroeg. Ten opzichte
van de maand augustus een stijging van de VEM-prijs en een zeer sterke
stijging van de eiwittoeslagprijs.
Alle prijzen zijn ekl. b.t.w.
Ruwvoeders
Voederwaarde Marktprijs Verlies Marktprijs Voederw.pr. Marktpr.
per bij inkl. per in v.d.
VEM VRE 100 kg bewaren verliezen 100 kg voederw.pr.
Aardappelen 231
13
13,00
10%
14,44
13,20
109
Bierbostel 215
50
13,20
15%
15,53
15,73
99
Mix 50/50
(20% ds) 195
28
12,50
15%
14,71
12,69
116
Mix 70/30
(20% ds) 192
20
10,50
15%
12,35
11,80
105
Spoeling 77
16
3,75
5%
3,95
5,46
72
Snijmais (nieuwe
oogst 24% ds) 225
13
11,00
15%
12,94
12,88
101
Aard.afvallen
(15% ds) 150
6
5,25
20%
6,56
8,35
79
Wortelsap 70
3
2,30
5%
2,42
3,91
62
Zetmeel
(40% ds) 480
16,00
15%
18,82
24,96
75
Perspulp
Nieuwe oogst
(19-21% ds) 210
13
9,00
10%
10,00
12,10
83
Bieten mix 120
9
4,25
30%
6,07
7,06
86
Het aanbod van aardappelen is klein met een sterk wisselende kwaliteit.
Gewassen met doorwas bevatten minder zetmeel en derhalve een lagere
voederwaarde. Het percentage lagere voederwaarde is afhankelijk van het
doorwas, doch als richtlijn geldt dat bij 100% doorwas de voederwaarde t.o.v.
aardappelen 70% is. Door de hoge vre-toeslagprijs is bostel aantrekkelijk
doch de aanvoer is zeer beperkt. Wortelsap, spoeling en aardappel-zetmeel
zijn niet duur, doch slechts beperkt te voeren. Perspulp is bij bovengenoemde
marktprijs niet duuf. Het aanbod is slechts klein en afgewacht moet worden of
de aanvoer tijdens de campagne groter zal worden.
VEM
VRE
Verliezen
Max. marktprijs
per ton bij een
verhouding van
90%
Bieteblad/kop
(vers voeren)
Bieteblad/kop
(ingekuild voeren)
Spruitestokken
134
134
180
18
18
29
69,00
46,00
97,00
De voederwaarde van bieteblad en kop is sterk afhankelijk van het percentage
kop en de aanhangende grond. Bovengenoemde voederwaardecijfers zijn van
een kwalitatief goed produkt. De spreiding van de voederwaarde van snijmais
zal dit jaar groot zijn. Er zijn veel percelen met droogteschade waarvan de
kwaliteit en kwantiteit zal tegenvallen.
Hooi- en stro-soorten
Marktprijs
per ton
Voederwaardeprijs bij
gemiddelde kwaliteit
kingen over de beste en slechtste be
drijven, enz.
Klassifikatie en prijsvorming
De afzet van slachtvarkens is on
doorzichtig wat betreft opbrengst-
prijzen en inhoudingen. Hoewel er
via de Landwirtschaftskammer van
overheidswege toezicht op is, heeft
de Duitse varkensmester weinig ver
trouwen in de regeling voor slach
ting, weging en klassifikatie. Daarom
gaan steeds meer mesters er toe over
hun slachtvarkens te verkopen voor
een prijs af-bedrijf.
Vooral de klassifikatie is een teer
punt. Er zou sprake zijn van b.v.
overwaardering van de korte, ronde
kammen van de vleesrassen (Pietrain
en Belgisch Landras) en dus onder
waardering van de andere rassen.
Tevens is er kritiek dat de slachthui
zen de klassifikateurs kunnen beïn
vloeden omdat die door hen meestal
worden betaald. En tenslotte het be
kende punt: de regels worden sub-
jektief toegepast en de een heeft een
andere kijk op kwaliteit dan de an
der.
Tot zover het rapport, waarvan nog
een beperkt aantal exemplaren be
schikbaar zijn: Kons. in algemene
dienst voor de Varkenshouderij,
Willemsplantsoen 6, 3511 LA
Utrecht.
Weidehooi
375,00
380,00
Gerstestro
225,00
232,00
Tarwestro
135,00
198,00
Haverstro
175,00
235,00
Erwtestro
260,00
280,00
Raaigraszaadhooi
250,00
264,00
De voederwaardecijfers van weidehooi zullen sterk variëren
in vefband m
de verschillen in
groeistad
ium bij
maaien.
Granen e.d.
Voederwaarde
Marktprijs
Voederwaarde-
Marktprijs in
Produkten
VEM
VRE
per 100 kg
pr. per 100 kg
v.d. voederw.pi
Maismeel
1053
54
70,40
59,67
118
Tarwemeel
1068
82
63,00
63,00
100
Gerstemeel
971
87
62,50
58,41
107
Havermeel
865
87
61,50
52,90
116
Tapioca
918
-
56,95
47,74
119
Bietepulp
939
59
58,40
54,20
108
Citruspulp
980
26
58,00
53,33
109
Maisvoermeel
USA
1027
61
65,90
58,96
112
Alle eiwitarme produkten zijn duur. Tarwe is één van de minst dure eiwitarm
grondstoffen. Gerst, pulp, (oude oogst) en citrus liggen dicht bij elkaar.
Eiwitrijke grondstoffen
Voederwaarde
Marktprijs
Voederwaarde-
Marktprijs in
Produkten
VEM
VRE
per 100 kg
pr. per 100 kg
v.d. voederw.pr.
Lijnschilfers
1020
283
79,65
78,79
101
Soyaschroot
1014
385
95,15
87,76
108
Maisgl.voerm.
983
163
65,00
65,95
99
Kokosschilfers
1078
164
71,00
70,98
100
Tarwegries
835
130
58,00
55,25
105
Raapschroot
812
299
62,90
69,43
91
Grasbrok
750
112
51,15
49,19
104
De eiwitrijke grondstoffen ontlopen elkaar niet veel, met uitzondering van
grasbrok, gries en soyaschroot.
Mengvoeders
VEM/VRE
Voederwaarde per 100 kg
A.brok
E.brok
B.brok
940/120
940/100
940/150
59,80
57,98
62,53
P.van Nes
13