Voeding van hoogproduktieve melkkoeien
Boeke-Heesters
Beter
transport
met AJK.
Beter
frezen
met Maletti.
Beter
ploegen
met
Kverneland.
Rekenwerk
Diskussie
WÊmÊÊpM
We mogen aannemen dat mede door het algemeen verbreide gebruik
van goede HF-stieren de melkproduktie in de komende jaren nog vrij
sterk zal blijven stijgen. Volgens CMD-gegevens waren er in 1982 van
de gekontroleerde bedrijven bijna 300 met een gemiddelde produktie
hoger dan 7000 kg melk per koe. Er waren zelfs 11 bedrijven die een
gemiddelde produktie per koe hadden die boven 8000 kg lag. Voor de
nabije toekomst verwachten we een toename van het aantal bedrijven
met een gemiddelde produktie per koe van 8000 kg en meer. Bij een
gemiddelde bedrijfsproduktie van 8000 kg per koe heeft ongeveer 15%
van de op het bedrijf aanwezige koeien een jaarproduktie van 10.000 kg
of meer. We stellen ons de vraag of deze dieren ons bij de voeding extra
problemen bezorgen. Als voorbeeld hebben we een koe met 6000 kg
melk als jaarproduktie vergeleken met een koe van 10.000 liter jaar
produktie.
Koeien met hoge produktie zijn an
ders
Het is een bekend feit dat koeien met
een hoge jaarproduktie grote vreters
zijn. Het aantal proeven waarin on
der gelijke omstandigheden het ver
schil in voeropname tussen hoog- en
Laagproduktief vee is bepaald is ech
ter bijzonder gering. Met name de
gegevens over de voeropname van
"L0.000 kg-koeien" zijn schaars.
Verschillen in krachtvoergiften
doorkruisen veelal de opname-ef-
fekten.
Wij hebben een vergelijking ge
maakt waarbij we er van uitgegaan
zijn dat de grasopname per 1000 kg
hogere jaarproduktie maximaal met
1 kg ds per dag toeneemt. Naar alle
waarschijnlijkheid is dat een voor
zichtige schatting. Zoals uit proeven
blijkt loopt de ruwvoeropname terug
naarmate we meer krachtvoer gaan
voeren (verdringing). De verdringing
is afhankelijk van de mate waarin het
dier al verzadigd is met ruwvoer
(opname-niveau) en de hoogte van
de krachtvoergift. We veronderstel
len dat bij de 10.000-liter-koe, met
haar grote opnamekapaciteit, de
verdringing wat minder sterk toe
neemt.
Er blijkt een verband te bestaan tus
sen produktiekapaciteit en het ge
wicht van de koeien. Naarmate de
jaarproduktie toeneemt is ook het
levendgewicht van de dieren hoger.
Ook de onderhoudsbehoefte neemt
daardoor toe. Voor de 10.000-liter-
koe zijn we uitgegaan van 650 kg ge
wicht.
Als voorbeeld hebben we voor een
6000-liter-koe en een 10.000-liter-
koe in verschillende situaties bere
kend in hoeverre de voeropname de
melkproduktie dekt. Deze bereke
ningen zijn uitgevoerd voor bewei
ding in goed weidegras, voor een
wintersituatie met goede graskuil
(825 VEM) en voor een wintersitua
tie met minder goede graskuil (675
VEM). Berekend is de maximale
voeropname (energie), er van uit
gaande dat éénderde van de opge
nomen droge stof struktuurhoudend
moet zijn. In de figuren 1 en 2 is deze
opgenomen energie omgerekend in
melkproduktie en samen met de lac-
tatiecurve van de desbetreffende
koeien uitgezet.
De lactatiecurve voor de 10.000-
liter-koe werd berekend uit die van
de 6000-liter-koe volgens de faktoren
die Dommerholt (IVO) uit de
CMD-gegevens berekende. Dit
houdt in dat bij 10.000 liter jaarpro
duktie dezelfde procentuele verde
ling over de lactatie geldt als bij
koeien met 600Q liter jaarproduktie.
De verdringing van ruwvoer door
krachtvoer werd berekend met be
hulp van gegevens uit eigen onder
zoek.
Uit de gegevens blijkt dat bij een
goede ruwvoerkwaliteit (goed wei
degras, goed kuilvoer) een koe met
6000 liter jaarproduktie maar korte
tijd een negatieve energiebalans
heeft. De hoeveelheid energie die het
dier daarvoor moet mobiliseren is
vrij gering (50-100 kVEM). Koeien
die bij het droog zetten in een nor
male konditie zijn en in de droog-
stand goed gevoerd worden, d.w.z.
de eerste helft naar 2 kg melk en de
tweede helft naar 5-8 kg melk, kun
nen dit goed opbrengen. Bij een
slechte kwaliteit ruwvoer ligt het
16
duidelijk ongunstiger. Harder voe
ren in de droogstand (steaming-up)
leidt niet tot de oplossing van dit
probleem; het vergroot alleen de
kans op melkziekte, slepende melk-
ziekte, zucht en voederstoornissen.
Koeien met een jaarproduktie van
10.000 liter hebben ook bij goed
ruwvoer in het begin van de lactatie
reeds een vrij groot energietekort. Bij
slecht ruwvoer is het verschil tussen
energiebehoefte en energie-opname
zo groot dat dit wel haast zeker tot
problemen moet leiden. Een sterk
verlaagde melkproduktie en veel ge
vallen van slepende melkziekte zul
len het gevolg zijn. Hoewel de om-
vang van de te mobiliseren energie
reserves niet precies bekend is, wij
zen berekeningen aan voederproe-
ven (IVVO) er op dat produktieve
koeien in de eerste 6-8 weken van de
lactatie wel een hoeveelheid energie
gelijk aan 100-150 kVEM kunnen
mobiliseren; sommige (hoogpro
duktieve?) dieren zijn misschien wel
tot meer in staat. Deze te mobiliseren
reserves komen overeen met ca.
20-30 kg lichaamsvet en die zijn goed
voor een produktie van 200 tot 300
kg melk.
Bekend is dat de hoeveelheid mobi-
liseerbaar eiwit veel geringer is. Het
is daarom gewenst dat we in het be
gin van de lactatie tegenover deze
energiemobiiisatie wat extra eiwit
beschikbaar stellen. Om zeker te zijn
dat dit extra eiwit ook benut kan
worden is het van belang dat het ei
wit een hoge bestendigheid tegen af
braak in de pens heeft.
Gebruik van krachtvoer met weinig
zetmeel en suiker is voor deze hoog
produktieve koeien in het begin van
de lactatie aan te bevelen. Ook
krachtvoer met een hogere VEM-
waarde kan voor hoogproduktieve
koeien in het begin van de lactatie
voordelen hebben. Men benadert
dan immers beter de energiebehoefte
van het dier of men hoeft minder
kilo's te verstrekken. Als nadelen
kunnen genoemd worden dat door
gebruik van duurdere grondstoffen
het krachtvoer nogal wat duurder
wordt; vaak moeten grondstoffen
met hoger zetmeel- en suikergehalte
gebruikt worden, terwijl ook vaak vet
gebruikt wordt om de voederwaarde
te verhogen. Bij grotere hoeveelhe
den vet in het rantsoen heeft men
vaker gevonden dat de verteerbaar
heid van het vezelgedeelte wat af
neemt, terwijl men ook de indruk
heeft dat de benutting wat minder is
dan volgens berekening. Een ander
nadeel van veel vet in het krachtvoer
is dat de persbaarheid van de brok
minder wordt en daardoor de opna
me slechter.
Tot slot kan nog opgemerkt worden
dat uit de figuren blijkt dat na het
bereiken van het energie-evenwicht
er nog ruimschoots voldoende tijd is
om de verliezen weer aan te vullen.
Kipwagens van 4 tot
25 ton. Enkele as of
tandemas. Geveerd of
gestuurd. Aftakasaandrijving.
Hydraulische steunpoot.
Silage-opbouw. Handrem of
hydraulische remmen.
Openslaande deuren of
automatisch achterschot.
Leverbaar in diverse
werkbreedten met 13 of
12 versnellingen. De over
brenging van de aandrijfkast
naar de rotoras vindt plaats
door tandwielen in een
oliebad. De rotoras is met
flenzen eenvoudig te demon
teren. Ook leverbaar met
verkruimelrol.
Rondgaande ploegen en
wentelploegen in diverse
uitvoeringen, met en zonder
veerbeveiliging. Leverbaar
van 2-schaar tot 6-schaar,
in werkbreedten van 35 cm,
40 cm en 45 cm per schaar.
Gruse aardappelloofklappers, aardappelpootmachines, aardappeltransportmachines, rijenschoffelapparaten
Badalini balenladers GTS bietensnijders, Cambridge walsen, landrollen, vorenpakkers Maletti frezen
Horstine Farmery granulaatstrooiers# Kverneland ploegen, kultivatoren, zaaibedkombinaties, schijveneggen,
silo- en bietenvorken SMB veegmachines* Nokka wegschaven, bomensleeptang Hankmo messeneggen
Hezo weidesiepen AJK mengmestverspreiders Isaria zaaimachines Stanhay zaaimachines
Industrieweg 9 - 3812 RX Amersfoort
Tel. 033 - 630434 - Telex 79120
21 oktober 1983