Fokdagen en melkerskoorts Achtergronden Demoprojekt 1990 Meer mais uitgezaaid Flinke successen in strijd tegen mestprobleem Raad Eersel unaniem tegen komst mestfabriek PVV waarschuwt tegen Afrikaanse varkenspest Mestaanwending met minimale ammoniakemissie Het Demoprojekt is een initiatief van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. In dit arti kel het hoe en waarom van dit projekt. Verzuring Van tijd tot tijd worden wij gecon fronteerd met de effekten van verzu ring. De vitaliteit van de bossen neemt af, heidevelden vergrassen en dieren verdwijnen uit vennen. Dit zijn direkt zichtbare effekten. Er zijn echter nog meer effekten die, hoewel ze vaak minder opvallen, minstens zo diep ingrijpen. Voor beelden hiervan zijn o.a. opbrengst vermindering van land- en tuin- bouwgewasen, geleidelijk verdwij nen van zeldzame dier- en planten soorten en vermindering van de soorten rijkdom van het bo demleven. De oorzaak van de verzuring is het neerslaan van verontreinigende stof fen uit de lucht, kortweg zure regen genoemd. De belangrijkste stoffen hierbij zijn ammoniak, zwaveldioxi de en stikstofoxiden. Het aandeel van ammoniak in de verzuring is ca. 28%, hiervan is 85% afkomstig uit de landbouw en dan hoofdzakelijk uit de veehouderij. Het hoeft dan ook geen betoog dat er naar gestreefd moet worden de ammoniak emissie uit de landbouw drastisch te verlagen. Ammoniak en landbouw Om maatregelen ter verlaging van de ammoniakemissie te kunnen nemen is het van belang te weten waar en in welke mate de emissie plaats vindt. Bezien we de produktietakken in de veehouderij dan blijkt dat de uit stoot voor 60% wordt veroorzaakt door de rundveehouderij, voor 27% door de varkenshouderij en voor 13% door de pluimveehouderij. Gemiddeld over deze produktietak ken vindt de uitstoot (bij oppervlak kige mestaanwending) voor 52% plaats bij het uitrijden van de mest, voor 39% bij mestopslag en vanuit de stal en voor 10% tijdens de wei- deperiode. Gezien deze percentages hebben maatregelen bij aanwending het grootste effekt, ook praktisch gezien zijn ze het gemakkelijkst te verwe zenlijken. Daarnaast zijn maatrege len aan de stal en bij de opslag alleen zinvol wanneer aanwending emissie- arm plaats vindt, omdat anders de zorgvuldig voor emissie behoede ammoniak bij uitrijden van de mest alsnog wordt uitgestoten. Daarom wordt voorgesteld in het plan van aanpak "Beperking ammo niakemissie van de Landbouw" met ingang van 1991 gefaseerd emissie- arme mestaanwendingstechnieken op bouw-, snijmais- en grasland voor te schrijven, het eerst in de zandgebieden. Demoprojekt 1990 Om de introduktie van dergelijke technieken te ondersteunen heeft het ministerie van Landbouw in 1989 een demonstratieprojekt (Demopro jekt) opgezet voor rundveehouderij bedrijven. Dit projekt is geslaagd en heeft voldaan aan de gestelde doelstellingen. Ter voortzetting en uitbreiding heeft het ministerie besloten ook dit jaar weer een pro jekt op te starten waarbij naast de rundveehouderij ook de akkerbouw betrokken wordt. De doelstellingen van Demoprojekt 1990 zijn: - het verder stimuleren van de toe passing - op vrijwillige basis - van emissie-arme mestaanwendings tech nieken in veehouderij en ak kerbouw; - het verkrijgen van (meer) gegevens over de praktische toepassingsmoge lijkheden in bedrijfsverband van de ze technieken; - het verbeteren van de benutting van dierlijke mest d.m.v. het Be- mestings Advies Programma (BAP) op de veehouderijbedrijven en een bemestingsplan op de akkerbouwbe drijven; - het geven van meer inzicht in de voordelen van emissie-arme mestaanwendingstechnieken op ba sis van onderzoeksgegevens aan de doelgroepen. Om deze doelstellingen te bereiken wordt het projekt uitgevoerd op ca. 400 bedrijven over het land ver spreid. De deelnemende bedrijven passen de verschillende technieken toe en leveren de gegevens die daar uitkomen aan het demoprojekt se- kretariaat dat de landelijke koördi- natie verzorgt. Dat verzamelt de ge gevens en zorgt voor de financiële afhandeling. De praktische uitvoe ring van het projekt is in handen van de Dienst Landbouw Voorlichting (DLV), zij selekteert de deelnemers aan het projekt, begeleidt de bedrij ven, o.a. bij de verzameling van de gegevens en organiseert de voorlich- tingsaktiviteiten, o.m. door het ver zorgen van demonstraties. ing. A.K. Krijger Vakdeskundige Milieu en Water CL-Zeeland Het areaal mais is vooral toegenomen doordat meer korrelmais wordt geteeld. In vergelijking met vorig jaar is er dit jaar 2.000 tot 7.000 ha meer mais uitgezaaid. Dit raamt Cebeco Zaden BV op grond van wat er aan mais- zaad is verkocht. Het totale areaal zou hiermee komen op 205.000 tot 210.000 ha. De toename is volgens het verede- lingsbedrijf vooral het gevolg van een toename van het areaal korrel mais. Het zeer vroege ras Anjou 09 is met een geschat marktaandeel van 30 procent marktleider wat betreft de korrelmais. Dit jaar is 5.500 ha van dit ras van Cebeco Zaden bij de boeren uitgezaaid, vier keer zo veel als vorig jaar. Ook het aandeel van Cebeco Zaden BV in de totale maismarkt is dit jaar toegenomen. Het bedrijf verwacht dat het marktaandeel is toegenomen van 22 procent in 1989 naar een klei ne 30 procent dit jaar. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door het nieuwste snijmaisras van Cebeco Za den, Slavis. Het marktaandeel hier van steeg van vier naar tien procent. In de veredelingssektor zijn al flinke successen geboekt bij de strijd tegen het mestprobleem. Dat blijkt uit de evaluatie van de eerste twee jaar van het mestbeleid. "Wij worden nogal eens aan de schandpaal genageld als het over mest gaat. Maar wij zijn ook de sektor die het verst is met oplossingen", stelde de veredelings- kommissie van het KNLC vast. De resultaten van het mestbeleid tot nu toe zijn vaak moeilijk te meten. Bij veel maatregelen staat voorop dat het milieu niet nog zwaarder be last mag worden. Terugdringen van de belasting is pas voor volgende fa ses gepland. Wat is er al gebeurd? Zestig procent van de varkenshou ders en tachtig procent van de pluimveehouders kan zijn mest minstens drie maanden opslaan. Veertig procent van de varkenshou ders heeft mestopslag voor minstens een half jaar. De rundveehouderij blijft hier bij achter, de helft kan de mest niet langer dan drie maanden kwijt. De fosfaatproduktie van runderen, varkens, kalkoenen en kippen was in 1988 4,5% lager dan in 1987, door de afname van de aantallen dieren in deze sektoren. Dat betekent overi gens wel dat de zogenaamde latente produktieruimte is gegroeid. De mi nisters hebben deze fosfaatproduk tie berekend op basis van de zogehe ten forfaitaire normen. De werkelij ke fosfaatproduktie per dier is de af gelopen vijf jaar verder gedaald, door zuiniger voergebruik en fosfaat- armer voer. Vleesvarkens en slacht- kuikens produceren naar schatting tien tot vijftien procent minder fos faat, zeugen en leghennen (een klei ne) tien procent minder. De koeien bleven evenveel fosfaat produceren. Ook de stikstofuitscheiding nam af, behalve bij de slachtkuikens. Minder koper Andere positieve resultaten: mest- varkens geven in tien jaar tijd 75% minder koper af en doordat het en zym fytase in de jaren '90 beschik baar komt kan de fosfaatuitschei ding van varkens en kippen met 40-45% terug ten opzichte van 1985. Het LEI heeft berekend dat de fos faatproduktie tussen 1985 en 1995 terug zal lopen van 235 miljoen kilo naar 195 miljoen kilo. De totale mestproduktie daalt in die periode van 96 miljoen ton naar 81 miljoen ton. Het mestoverschot op bedrijfs niveau zal overigens iets stijgen, tot 15,5 miljoen. Het fosfaatprobleem is kleiner ge worden en beheersbaar konkludeer- de de veredelingskommissie. Een aantal winstpunten uit de afgelopen tijd is nog niet vertaald naar de indi viduele boer, zoals de (forfaitaire) fosfaatnorm per varken en kip. Op De gezamenlijke Gezondheids diensten in Nederland hebben een gemeenschappelijk advies geformu leerd om melkerskoortsverspreiding tijdens fokdagen e.d. zoveel moge lijk te beperken: Als voor een bedrijf geen enkel ri- siko aanvaardbaar is m.b'.t. een besmetting, dient deelname aan der gelijke manifestaties ontraden te worden. Ten aanzien van "L.hardjo-vrije" fokveedagen of andere manifestaties moeten de volgende eisen worden gesteld aan de deelnemende be drijven: 1. Het laatste bulkmelkonderzoek dient negatief te zijn. De periode tussen bemonstering en deelname mag niet meer dan 3 maanden be dragen. 2. De aangevoerde dieren dienen in dividueel onderzocht te zijn (melk of bloed) met negatief resultaat. De periode tussen de bemonstering voor individueel onderzoek en deel name aan de manifestatie mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Van koeien, die bemonsterd moeten wor den binnen een periode van 14 dagen na het afkalven, kan het beste een bloedmonster worden genomen in verband met een mogelijk vals posi tieve uitslag. Ten aanzien van "L. hardjo-vrije" jongvee-keuringen moeten de vol gende eisen worden gesteld aan de deelnemende bedrijven: Vrijdag 25 mei 1990 Stichting Gezondheidsdienst voor dieren in Noord-Brabant 1. Het laatste bedrijfsmelkonder- zoek dient negatief te zijn. De perio de tussen bemonstering en deelname aan de manifestatie mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Indien niet aan bovenstaande voorwaarde kan worden voldaan, omdat geen melk geleverd wordt, zal individueel bloedonderzoek moeten plaats vinden. De periode tussen bemonstering en deelname aan de manifestatie mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Ten aanzien van niet "L.hardjo- vrije" fokveedagen of andere mani festaties kan een aantal risiko beper kende maatregelen genomen worden: - Alleen die dieren moeten toegela ten worden die afkomstig zijn van bedrijven waar in de laatste 6 weken voorafgaande aan de manifestatie geen klachten zijn of zijn geweest die wijzen op een mogelijke L.hardjo- infektie. - De dieren moeten per bedrijf af zonderlijk aan- en afgevoerd worden in ontsmette veewagens. - Bij alle handelingen met de dieren zal getracht moeten worden kontakt tussen de verschillende bedrijven te vermijden. Met name urine-kontakt tussen dieren van verschillende be drijven moet voorkomen worden. Derhalve moet getracht worden de onderlinge afstand tussen de bedrij ven zodanig ruim te maken, dat uri- nekontakt normaal gesproken niet kan plaatsvinden. Het plaatsen van strobalen tussen de verschillende in zendingen per bedrijf kan een bij drage leveren tot een goede afschei ding. Teneinde het spetteren van uri ne zoveel mogelijk te voorkomen, is het gebruik van een dikke laag strooisel noodzakelijk. - Organisatorisch moet getracht worden besmette en onbesmette be drijven, voorzover bekend, niet door elkaar te plaatsen. - Een antibioticum (streptomycine) toediening ingesteld vóór en even tueel herhaald tijdens de manifesta tie kan bijdragen tot een verminde ring van het risiko van L.hardjo overdracht. - Als drink- en waswater dient ge bruik te worden gemaakt van stro mend water. dat individuele bedrijf is, ook voor stikstof, nog meer te halen door een goed mineralenmanagement, zo werd gesteld. De gemeenteraad van het Brabantse Eersel heeft met algemene stemmen het voorstel van de provincie Noord- Brabant voor een mestfabriek op be drijfsterrein Meerheide afgewezen. De raad gaat zelfs een stap verder en zal een mogelijke aanwijzing als lo- katie voor een mestverwerkingsfa briek tot in hoogste instantie aan vechten. De lokatie Meerheide is volgens wet houder mevr. H. van Helden met zijn capaciteit van 250.000 tot 600.000 ton drijfmest per jaar veel te grootschalig en ligt bovendien op de verkeerde plaats. In het overschotge- bied De Kempen ligt Eersel allesbe halve centraal. De enige in de Eerselse raad die er een andere mening op na hield, was burgemeester H. van Agt. Ook hij kon het unanieme raadsbesluit niet tegenhouden. Van Agt wil eerst een MER-rapportage alvorens hij ja of nee tegen een mestfabriek zegt. "Op deze manier dreigt Eersel zichzelf buitenspel te zetten. Als alle door de provincie aangewezen gemeenten zo reageren, hakt Den Bosch straks zonder ons de knopen door. Daar wil ik voor waken". Het Produktschap voor Vee en Vlees (PVV) doet een dringend beroep op toeristen, die naar Spanje en Portu gal gaan, om geen varkensproduk- ten uit die landen mee terug te ne men. Dit brengt grote risiko's met zich mee in verband met de aanwe zigheid van Afrikaanse varkenspest op het Iberisch schiereiland. In Spanje zijn inmidels 86 uitbraken van de besmettelijke Afrikaanse var kenspest gesignaleerd. Portugal meldt 30 gevallen. Als de ziekte in ons land de kop opsteekt, betekent dat een regelrechte ramp voor de varkenshouderij. De ziekte is niet gevaarlijk voor de mens. Tegen Afrikaanse varkenspest kan niet worden geënt. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 19